32695 |
halve voor |
halfvoor:
halǝf˱vuǝr (P186p Gelinden, ...
Q153p Gors-Opleeuw,
P184p Groot-Gelmen,
P188p Hoepertingen,
Q074p Kortessem,
P223p Rukkelingen-Loon),
halǝf˱vǫu̯r (P179p Aalst, ...
P176b Bevingen),
halǝf˱vǭǝr (P223p Rukkelingen-Loon),
hã.f˲vuǝr (Q157a Overrepen),
halve akkervoor:
ãf˱ ákǝrvōǝr (Q084p Waltwilder),
halve voor:
h ̇ãf ˲vǭr (Q194p Rijckholt),
h ̇ǫu̯f ˲vǭr (Q191p Cadier
[aan de kant(en) of midden op de akker geploegde eindvoor]
),
halve voor (L248p Lottum),
halvǝ vōr (L246p Horst
[aan de kant(en) of midden op de akker geploegde eindvoor]
)
|
Met de onderstaande termen, die in combinatie met een werkwoord een bepaalde ploegwijze uitdrukken (zie daarvoor het vorige lemma), wordt in de meeste gevallen een voor-type bedoeld, dat wat de diepte betreft het midden houdt tussen de stoppelvoor en de zaaivoor, maar diep genoeg is om er sommige wortel- of knolgewassen op te verbouwen. Soms echter heeft de term halve voor betrekking op de smallere voor, waarmee het ploegwerk midden op de akker of aan de zijkant(en) beëindigd wordt. [JG 1b;N 11A, 137b]
I-1
|