26342 |
houten vloer |
gebinte:
gǝbøn (Q207p Epen, ...
Q116p Simpelveld),
houten gebinte:
hōtǝ gǝbøn (Q113p Heerlen),
houten vloer:
ōtǝ vlūr (P176p Sint-Truiden),
houten vloer van dennen:
hǭ.tǝ vlū.r van dę̄nǝ (Q188p Kanne),
houteren vloer:
holtǝrǝ vlūr (L210p Venray),
plancher:
planšē (K278p Lommel, ...
Q013p Uikhoven),
plánšē (L364p Meeuwen),
plǭsē (L316a Lozen),
planken aarde:
plaŋkǝn ē̜rt (L288p Nederweert),
planken vloer:
plaŋkǝ vlūr (Q015p Stein),
plāŋkǝ vlūr (L163p Ottersum),
plɛŋkǝ vlūr (L385p Sint Odilienberg),
rifvloer:
ref˲vlōr (Q018p Geulle),
ref˲vlūr (L385p Sint Odilienberg, ...
Q015p Stein),
vloer:
vluǝr (P053p Berbroek, ...
Q071p Diepenbeek,
P050p Herk-de-Stad,
Q074p Kortessem,
P057p Kuringen,
P058p Stevoort,
Q075p Vliermaalroot),
vloer van eikehout:
vlū.r van ęjkǝnǫwt (Q240p Lauw),
vloer van eiken balken:
vlū.r van ēkǝ balǝkǝ (Q162p Tongeren),
vloer van kwartier:
vlūr van kǝtīr (Q083p Bilzen)
|
Houten vloer op de bedding van de beek om het uitspoelen van de bodem tegen te gaan, bestaande uit ingeslagen palen met daarop zware balken. Zie ook de lemmata ɛpalenɛ en ɛbalkenɛ. Volgens de invuller uit Q 162 was een eiken vloer beter dan een stenen, omdat eik in water zwart en steenhard wordt en dus zeer stevig is. Stenen daarentegen kunnen door de stroming afbrokkelen.' [Vds 27; Coe 18] || Vloer bestaande uit door middel van messing en groef aan elkaar gedreven vloerdelen. Voor een houten vloer worden doorgaans evenwijdig aan de stralen van het hout gezaagde planken gebruikt. Op deze wijze wordt het kromtrekken van het hout zoveel mogelijk voorkomen. [N 54, 128; N 54, 129; S 41; monogr.]
II-3, II-9
|