22323 |
iemand van de ijsbaan glijden |
omsleuren:
Séves sleurder dei kinnekes um: dadelijk glijdt je die kleintjes omver, gùt ginner mér sleure, ga ginder maar glijbanen.
umsleure (K361p Zolder),
uitslepen:
oessjliefe (Q121p Kerkrade),
uitslieren:
oetsjleere (Q021p Geleen),
oetsjleiere (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
Note v.d. invuller:
oetsjleiere (Q020p Sittard)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Iemand laten vallen, pootje breken (op ijsbaan). || Iemand op een glijbaan ten val brengen. || Iemand van de ijsbaan glijden. || Omslieren: al glijdend op het ijs doen omvallen. || Uitglijden; iemand van de glijbaan duwen.
III-3-2
|