32800 |
kruiselings overhoeks eggen |
dobbel overhoekes [eggen]:
dobǝl ø̜̄vǝrhukǝs (Q240p Lauw),
dobbel overkant [eggen]:
dubǝl øvǝrkai̯.ŋk (Q116p Simpelveld),
dǫbǝl yvǝrkānt (Q198b Oost-Maarland),
dǫbǝl yǝvǝrkant (Q192p Margraten),
dǫbǝl yǝvǝrkānt (Q194p Rijckholt),
dobbel overoord [eggen]:
dǫbǝl ȳ ̞ǝ.vǝrūǝrt (L424p Meeswijk),
in het duits rijden:
ęn t ˲dø̜ts rē̜ǝ (P048p Halen),
in het kruis [eggen]:
en t krø̜̄s (P180p Kerkom),
en t krø̜̄ǝ.s (P177p Zepperen),
ęn t krȳ.s (Q010p Opgrimbie),
ęn t krø̜̄s (P115p Duras),
kruis overoord [eggen]:
krȳ.s˱ ȳvǝrō.rt (Q009p Maasmechelen),
krȳs˱ ø̄vǝrōrt (Q015p Stein),
krȳs˱ ø̄vǝrǭrt (L429a Berg),
krȳts ø̄vǝrǭrt (L428p Born, ...
L426p Buchten,
L426z Holtum),
krø̄ts ø̄vǝrǭrt (L429p Guttecoven),
kruiselings [eggen]:
krysǝleŋs (L248p Lottum),
krȳsǝleŋs (Q014p Urmond),
kruisgewijs overoord [eggen]:
krys˲gǝwis˱ ø̄ǝvǝrōrt (L424p Meeswijk),
kruisweegs [eggen]:
kryswęxs (L192a Siebengewald),
kryswę̄xs (L265b Kronenberg),
krytswē̜xs (Q116p Simpelveld),
kruisweegs overoord [eggen]:
krȳ.swē̜xs˱ ø̄vǝrō ̝ǝ.rt (L420p Rotem),
met vollen kruisen:
męt ,vǫlǝ krysǝ (L248p Lottum),
op zijn duits [eggen]:
up ˲zǝn dø̜ts (P047p Loksbergen),
overhoek [eggen]:
īǝvǝrhűk (Q090p Mopertingen),
overkruis [eggen]:
yǝvǝrkrȳs (Q193p Gronsveld, ...
Q192p Margraten),
ø̄vǝrkrȳs (Q014p Urmond),
ø̄vǝrkrøts (Q020p Sittard),
overoord [eggen]:
ø̄vǝrō.rt (L422p Lanklaar),
ø̄vǝrōǝ.rt (Q012p Rekem),
ø̄vǝrǭrt (Q014p Urmond),
tweemaal overkant [eggen]:
twīǝmǭl yǝvǝrkant (Q192p Margraten),
zigzag [eggen]:
zex˲záx (P046p Linkhout)
|
Manier van schuin eggen waarbij men telkens naar de volgende aangrenzende zijde gaat, zodanig dat de egbanen elkaar kruisen en de akker dus dubbel bewerkt wordt; zie afb. 72. Een rechthoekige lange akker kan kruiselings overhoeks worden geëgd volgens een patroon dat grotendeels het dubbele is van afb. 72: halverwege de akker laat men het egpatroon overgaan in zijn spiegelbeeld; zie afb. 73. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1b+ 1d add.; N 11, 84c add.; N 11A, 177d + e; monogr.]
I-2
|