25534 |
met een bepaalde kleur |
bleek:
bleek (L432a Koningsbosch),
blęjk (Q021p Geleen, ...
Q193p Gronsveld,
L292p Heythuysen,
Q121p Kerkrade,
L270p Tegelen,
Q097p Ulestraten),
blęjǝk (K278p Lommel),
bleke bloem:
blēkǝ blom (Q113p Heerlen),
gebleekt meel:
gǝblęjktj mē̜l (L377p Maasbracht),
gebleekte:
gǝbleqdǝ (L290p Panningen),
gǝblękdǝ (Q197p Noorbeek),
gebleekte bloem:
gblē̜jktǝ blōm (Q012p Rekem),
lichter:
lextǝr (K359p Koersel),
te grauwe bloem:
tǝ grǭwǝ blōm (L330p Herten)
|
Als de bloem vaal is of geen bruine kleur krijgt, wordt ze "bleek" genoemd. De woordtypen "gebleekt meel", "bleke bloem", "gebleekte bloem" en "gebleekte" wijzen op het feit dat de meelmaker de kleur van de bloem kan be√Ønvloeden door bleken of door toevoeging van chemicaliën. [N 29, 16]
II-1
|