31691 |
middenstuk van de boom |
bloemstuk:
blōmstęk (L417p As),
bovenstam:
bovenstam (Q032p Schinnen),
dik hout:
døk hōt (Q071p Diepenbeek),
doude:
tǫw (Q015p Stein),
middelblok:
medǝlblǫk (Q015p Stein),
stam:
stam (Q071p Diepenbeek, ...
L421p Dilsen,
K317p Leopoldsburg),
štam (Q111p Klimmen, ...
Q032p Schinnen),
tweede bol:
twēdǝ bǫl (L385p Sint Odilienberg)
|
Vgl. ook afb. 1b. Zie voor het woordtype doude uit Stein (Q 15) ook het RhWb I, kol. 1388, s.v. Dolde, dat in een groot deel van het Rijnland onder meer ø̄Baumwipfelø̄ en in de Selfkant ook ø̄die untersten st√§rksten Aeste eines Baumes, da wo der Stamm sich zu verzweigen beginntø̄ kan betekenen. [N 50, 7b; N 75, 86a]
II-12
|