32721 |
niet of niet goed voren |
(de ploeg) gaat der niet in:
gęi̯t ˲dǝr nēt˱ en (L292p Heythuysen),
(de ploeg) gaat niet:
gø̜t ni (L209p Merselo),
(de ploeg) heeft geen voet:
(h)et ˲genǝ vut (L314p Overpelt),
(de ploeg) heeft niet grond genoeg:
hęt nē.t ˲grǫ.nt ˲gǝnox (L418p Niel-bij-As),
(de ploeg) pakt niet:
pakt ni (L115p Mook, ...
L192a Siebengewald),
pę ̞kt nēt (L248p Lottum),
pękt ne (L246p Horst),
(de ploeg) staat niet goed:
stęt ni ˲gūt (L115p Mook),
štęi̯t nēt ˲gōt (L292p Heythuysen),
(de ploeg) staat te eng:
stęt tǝ eŋ (L192a Siebengewald),
(de ploeg) staat te gier:
stęt tǝ gīr (L192a Siebengewald
[(te breed)]
),
(de ploeg) vat niet:
vet ni (L192b Aijen),
(de ploeg) wil niet grijpen:
wel ni ˲gripǝ (L163p Ottersum),
(de ploeg) wilt niet pakken:
welt nēt pakǝ (Q194p Rijckholt),
boken:
bǭkǝ (L381b Peij
[(grof voren)]
),
bonken:
bo ̝ŋkǝ (L381b Peij
[(synoniem met boken)]
),
de mest stropt zich:
dǝ męs štrø̜p(t) ˲zex (Q193p Gronsveld),
het mest stroopt:
hǝt męst strei̯.pt (Q072p Beverst),
hǝt męst strē.pt (Q081a Heesveld-Eik, ...
Q082p Munsterbilzen),
hǝt męst stręi̯.pt (L417p As, ...
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek),
hǝt męst strɛi̯.pt (Q005p Zutendaal),
het mest stropt:
hǝt mø̜.st strǫpt (Q001p Zonhoven),
hǝt mę.st strǫpt (Q002a Godschei),
het mest stropt op:
hǝt męi̯st strǫpt˱ ǫp (Q071p Diepenbeek),
het mest zet hem vast:
hǝt mø̜st ˲zęt ǝm vast (L414p Houthalen),
het mest zet zich omhoog:
hǝt męst ˲zet ˲zex˱ ǝmūx (Q003p Genk),
het schaar(d) is bot:
ǝt sxārt˱ es˱ bot (L248p Lottum),
ǝt sxǭr es bot (L115p Mook),
ǝt šā.r es˱ bo.t (Q116p Simpelveld),
het stropt:
hǝt strǫpt (K315p Oostham, ...
K353p Tessenderlo),
niet gronden:
ni grǫnjǝ (Q001p Zonhoven),
ni grǫnǝ (L414p Houthalen),
ni grǫn̂ (Q001p Zonhoven),
op zijn kop gaan staan:
ǫp ˲zǝnǝ kǫp ˲gǫ štuǝ (Q191p Cadier),
paren:
pārǝ (Q192p Margraten
[(de ene voor hoger opploegen dan de andere)]
),
ruggen bouwen:
røgǝ bǫu̯ǝ (L115p Mook
[(te hoog)]
),
strepen:
strē.pǝ (Q071p Diepenbeek),
stropen:
strei̯pǝ (Q072p Beverst),
strīpǝ (Q002a Godschei),
strē.pǝ (Q003p Genk, ...
Q081a Heesveld-Eik,
Q082p Munsterbilzen),
stręi̯pǝ (L417p As, ...
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek),
strɛi̯pǝ (Q005p Zutendaal),
stropen maken:
štrø̄ ̞pǝ mãkǝ (Q192p Margraten
[(vooral bij het keren - de ploeg werkt de voor niet volledig om maar laat een strookje daarvan "hard" liggen)]
),
tweevoren:
twiǝvōrǝ (L320a Ell
[(voren van ongelijke hoogte maken)]
)
|
Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.]
I-1
|