34591 |
strenghaken aan de berries |
achterhaamhaken:
axtǝrhǫmhǫʔǝ (K314p Kwaadmechelen),
ā.tǝrh˙ǭmh˙īǝk (Q082p Munsterbilzen),
(enkelv)
ā.tǝrhǭ.mh˙ōǝk (Q083p Bilzen),
ā.tǝrh˙ǭmh˙ōk (Q082p Munsterbilzen),
ā.xtǝrhā.mh˙ōk (Q071p Diepenbeek),
haak:
h˙ōk (L418p Niel-bij-As),
haken van de achterhaam:
hek [van den] axtǝrhǭm (Q003p Genk),
hē̜k [van den] axtǝrhǭm (Q005p Zutendaal),
hē̜k ˲vanǝ axterhām (L416p Opglabbeek),
h˙īǝk [van de] ā.tǝrh˙ōm (Q072p Beverst),
h˙īǝk [van den] axtǝrhǭm (L414p Houthalen, ...
Q001p Zonhoven),
h˙īǝk [van den] āxtǝrhām (Q002a Godschei),
haken voor de achterhaam:
hē̜k ˲vir dǝn axterhām (L417p As),
helphaak (enkelv.):
hęlph˙ōǝk (Q083p Bilzen),
klotsen:
klǫtsǝ (Q002p Hasselt
[(om te trekken - vast te maken - er zijn twee gaten in en een knoop aan de bovenkant)]
),
lichthaken:
lexthø̜̄k (L289p Weert),
noodhaak (enkelv.):
nōthǭk (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen),
ogen:
uǝgǝ (P048p Halen),
oren:
ōǝrǝ (Q032a Puth),
schachten:
šaxtǝ (L322p Haelen
[(achterste stuk van de kling waarmee deze aan de trekschei vastzit)]
),
trekhaken:
trękhǭʔǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
De twee haken aan de voorkant van de kar waarmee de kettingen van het achterhaam aan de berries bevestigd werden. Deze kettingen dienden om het paard de kar achteruit te laten duwen. Vergelijk het lemma strenghaken (haken die de strengen met het haam of het borsttuig verbinden) in wld I.10. [N 17, 40 + 99; JG 1a; monogr]
I-13
|