32220 |
tapse avegaar |
buiker:
bȳkǝr (L289p Weert),
eber:
ē̜bǝr (L426p Buchten),
eggenboor:
ē̜gǝbǭr (Q015p Stein),
schaar:
šōr (Q095p Maastricht),
šǭr (Q019b Groot Genhout, ...
Q111p Klimmen,
Q204a Mechelen,
Q033p Oirsbeek),
schuinse eber:
šȳnsǝn ē̜bǝr (Q027p Doenrade),
tapse avegaar:
tapsǝ avǝgār (Q119p Eygelshoven),
tapse ever:
tapsǝ ē̜vǝr (L294p Neer),
tapsǝn ē̜vǝr (L270p Tegelen, ...
L318b Tungelroy),
vervolgboor:
vǝrvǫlǝx˱bǭr (L381p Echt, ...
L382p Montfort),
vervolgeber:
vǝrvǫlǝx˱ē̜bǝr (L434p Limbricht),
vervolgever:
vǝrvǫlx˱ē̜vǝr (L270p Tegelen)
|
Avegaar met een holrond, tapsvormig uitlopend boorijzer. Deze avegaar behoort tot de lepelvormige avegaren. Het onderste gedeelte van het boorijzer heeft echter scherpe, snijdende zijkanten waarmee het geboorde gat ruimer gemaakt kan worden. Aan het uiteinde van het boorijzer is soms een weerhaakje aangebracht dat het boorsel uit het boorgat omhooghaalt. Zie ook afb. 192. De wagenmaker heeft een reeks van dit soort boren met verschillende diameters. Hij gebruikt ze onder meer om de spaakgaten en de naafbusopening op maat te maken. Het woordtype eggenboor uit Stein (Q 15) verwijst naar het feit dat deze boor ook werd gebruikt voor het boren van de tapse gaten waarin de tanden van de driekante houten eg werden bevestigd. [N G, 32b; monogr.]
II-12
|