32761 |
twee spaden breed spitten |
een dobbele voor (spaden):
ǝn dǫbǝl vǭr (L292p Heythuysen),
met dubbele voor (omspaden):
met˱ dø̜bǝl vǭr (L322a Nunhem),
met twee voren (omspaden):
męt twīǝ vōrǝ (L270p Tegelen),
twee schup breed (spaden):
twiǝ sxøp˱ briǝt (L209p Merselo),
twee schuppen breed (graven):
tswɛi̯ šø̜pǝ brē.t (Q116p Simpelveld),
twi šø̜pǝ brē ̞t (Q191p Cadier),
twīǝ šø̜pǝ brēt (Q027p Doenrade),
twee schuppen breed (spaden):
twiǝ sxøpǝ briǝt (L246p Horst, ...
L265b Kronenberg),
twē sxøpǝ brēt (L115p Mook, ...
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald),
twee spit breed (spaden):
twīǝ spę̄t˱ brīǝt (L248p Lottum),
twee spit neveneen (spaden):
twiǝ spēt nęvǝniǝn (L246p Horst),
twee voren breed (spaden):
twiǝ vūǝrǝ briǝt (L192b Aijen),
twee voren tegelijk (spaden):
twiǝ vōrǝ tǝgǝlīk (L265b Kronenberg)
|
Manier van spitten waarbij een voor ontstaat die dubbel zo breed is als de schop, doordat men telkens twee spaden grond naast elkaar uitsteekt. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.]
I-1
|