33220 |
uitlopers van kuilaardappelen |
gepeemd:
gǝpēmdj (L288a Ospel),
kijnen:
kēnǝ (Q112a Heerlerheide, ...
L294p Neer),
lange kijnen:
laŋ kīnǝ (L269a Hout-Blerick),
lange scheuten:
laŋ šø̄t (Q020p Sittard),
pemen:
pēmǝ (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L292p Heythuysen,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L163p Ottersum),
puin:
puin (Q187a Heugem),
valse scheuten:
valsǝ šø̄t (Q198b Oost-Maarland),
waterscheuten:
wasǝršø̜š (Q121p Kerkrade),
watǝršȳǝt (Q039p Hoensbroek),
wātǝršø̜t (Q096c Neerharen)
|
In een enkel geval wijkt de benaming voor uitlopers van aardappelen die in de kuil of kelder liggen opgeslagen af van de opgaven voor aardappelscheut in het algemeen, die in het lemma Scheut zijn behandeld. Hier staan alleen de van Scheut afwijkende opgaven bijeen. [N M, 17a; monogr.]
I-5
|