25406 |
voorwerp waarmee men de laatste haren van het varkenslijf brandt |
bek:
bɛk (K358p Beringen),
borrende strowis:
bǫrǝndǝ štrū.wēs (L290p Panningen),
bos stro:
bos str ̇ūj (L271p Venlo),
bos stro (Q121c Bleijerheide, ...
Q204a Mechelen,
Q197p Noorbeek),
brandend stro:
brandend stro (Q113p Heerlen),
brander:
brander (P176p Sint-Truiden),
brandǝr (L291p Helden, ...
K278p Lommel),
branjǝr (L292p Heythuysen),
branǝr (P050p Herk-de-Stad, ...
P057p Kuringen,
P117p Nieuwerkerken,
L420p Rotem),
brɛnǝr (Q203p Gulpen),
%%meervoud%%
brɛnǝrs (L426p Buchten),
bussel stro:
bøsǝl štrø̄ (Q121p Kerkrade, ...
Q030p Schinveld),
bø̜sǝl štruø̜ (Q099q Rothem),
busseltje stro:
bøsǝlkǝ strō (Q158p Riksingen),
fakkel:
fakǝl (Q202p Eys, ...
Q096c Neerharen),
fakkel stro:
fakǝl štrø̄ (Q030p Schinveld),
gas:
gās (P211p Waasmont),
gasbrander:
gāsbranjǝr (L320a Ell, ...
L321p Neeritter),
gāsbranǝr (L366p Gruitrode, ...
Q012p Rekem),
gasvlam:
gasvlam (L265p Meijel),
gebusseld stro:
gebusseld stro (Q071p Diepenbeek),
kaars:
kās (Q156p Borgloon),
lamp:
lamp (P046p Linkhout),
lāmp (L312p Neerpelt),
papieren fakkel:
papīrǝ fakǝl (Q118a Terwinselen),
snelbrander:
šnęlbranǝr (Q103p Berg / Terblijt),
spiritus:
spiritøs (Q039p Hoensbroek),
stro:
stro (L321p Neeritter, ...
P107a Rummen),
struj (L413p Helchteren, ...
Q078p Wellen,
P177p Zepperen),
strȳ (L372p Maaseik, ...
Q009p Maasmechelen),
strȳj (L362p Opitter),
strø̄ (Q095p Maastricht),
strø̄j (L312p Neerpelt),
strōj (P176p Sint-Truiden),
štry (Q187a Heugem),
štryj (Q039p Hoensbroek),
štrøj (Q039p Hoensbroek),
štrø̄jǝ (Q121p Kerkrade),
štrø̄ǝ (L432p Susteren),
strobussel:
struǝ bøsǝl (P108p Grazen),
strowis:
stryǝwøs (Q121p Kerkrade),
strōjwɛs (P051p Lummen),
strūǝwes (L416p Opglabbeek),
wipjes:
wipkǝs (L312p Neerpelt),
wis stro:
wes strū.j (L246p Horst),
wes strūǝj (L246p Horst),
wes strǫj (L163p Ottersum),
wøš stryǝ (Q118a Terwinselen),
węs strǫ (Q180p Mal),
zwaan:
zwan (Q072p Beverst),
zwān (Q072p Beverst)
|
Met dit voorwerp brandt men de na het krabben achtergebleven haren af. Het lemma valt uiteen in twee delen: één deel waarin de ouderwetse methoden worden genoemd b.v. stro e.d. en een deel waarin moderner gereedschap is opgenomen b.v. gasbrander. Het branden met stro e.d. kan gebeuren door met een bosje brandend stro over het varkenslijf te strijken, of door een strovuurtje onder het varken te stoken, terwijl het dier is opgehangen. Voor het mes waarmee men de laatste haren van het varkenslijf verwijdert, zie men het lemma ''mes''.' [N 28, 33c; monogr.]
II-1
|