34195 |
witte vloed |
eiwit:
eiwit (Q039p Hoensbroek),
etterdracht:
ętǝrdrax (Q088p Lanaken),
het aan de baarmoeder hebben:
(de koe heeft het) ān nǝ bālmōr (L320a Ell),
het wit:
ǝt wet (L318b Tungelroy),
klein vuil:
klęi̯ vǭǝl (P189p Rijkel),
knoeien:
(de koe) knoǝtj (L292p Heythuysen),
(de koe) knui̯t (L163p Ottersum),
(de koe) knuǝtj (L324p Baexem, ...
L318b Tungelroy),
(de koe) knōi̯t (L330p Herten, ...
L331p Swalmen),
(de koe) knūǝi̯t (L424p Meeswijk),
(de koe) knǫi̯t (L265p Meijel, ...
L266p Sevenum),
knoeien (L291p Helden, ...
L288a Ospel,
L290p Panningen),
knǭi̯ǝ (L382p Montfort),
melkwolf:
mɛlǝkwǫlǝf (L289p Weert),
met het vuil staan:
(de koe) štęi̯t męt ǝt vūl (L291p Helden),
niet gans zijn:
(de koe is) nē̜t gans (L291p Helden),
niet zuiver zijn:
(de koe is) nēt zȳvǝr (L292p Heythuysen),
rijzen:
rest (L364p Meeuwen),
rīzǝn (L364p Meeuwen),
rot:
rot (Q009p Maasmechelen),
vloed:
vlut (K358p Beringen),
vlyt (Q093p Rosmeer),
vlūǝt (L286p Hamont),
vuildracht:
vuildracht (Q003p Genk),
wit vegen:
wet vē̜gǝ (Q204a Mechelen),
wit vuil:
wet vūl (Q113p Heerlen, ...
L318b Tungelroy),
witte vloed:
wetǝ vlos (Q113p Heerlen),
wetǝ vlōt (L366p Gruitrode, ...
Q099q Rothem),
witte vloed (L295p Baarlo, ...
L381p Echt,
L330p Herten,
L377p Maasbracht,
L265p Meijel,
Q196p Mheer,
L371p Ophoven,
L288a Ospel,
Q015p Stein,
L331p Swalmen),
witvloeier:
wetvlui̯ǝr (L298p Kessel),
witvuiler:
wetvūlǝr (Q198p Eijsden, ...
Q193p Gronsveld,
Q095p Maastricht),
zich niet gezuiverd hebben:
(de koe heeft) zex net gǝzȳvǝrt (Q202p Eys),
zich wit vegen:
vē̜x zex wet (Q101a Sibbe / IJzeren)
|
Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99]
I-11
|