31887 |
aanzetstaal |
aanzetijzer:
ānzet˱īzǝr (L328p Heel),
aanzetstaal:
ānzɛtštǭl (L270p Tegelen),
bastaardvijl:
bastǝrt˲vīl (L299p Reuver
[(grof gekapt blad)]
),
houtvijl:
hǫwt˲vīl (Q018p Geulle),
ijzervijl:
īzǝrvīl (L299p Reuver),
platte vijl:
platǝ vil (Q204a Mechelen),
platǝ vē̜l (K353p Tessenderlo),
spaarkant:
vē̜l mę nǝ spārkant (K317p Leopoldsburg),
trekstaal:
trękstǭl (L271p Venlo),
trekvijl:
tręk˲vęjl (L421p Dilsen),
vijl met blinde kant:
vīl met˱ blenjǝ kantj (L330p Herten),
zetvijl:
zęt˲vęjl (L421p Dilsen),
zoetvijl:
zø̄t˲vīl (L299p Reuver
[(fijn gekapt blad)]
)
|
Platte of driekante vijl, waarvan één van de smalle zijden glad is gepolijst. Het aanzetstaal wordt gebruikt om het schraapstaal scherp te maken. In Tegelen (L 270) werd als aanzetstaal een volkomen glad geslepen driekante vijl gebruikt. [N 53, 151b]
II-12
|