e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterste keerstrook achter: axtǝr (Tegelen), achtereind: ɛxtǝrę̄nt (Milsbeek, ... ), achterhoek: ãxtǝrhuk (Achel), achterhoofd: axtǝrhø̜i̯t (Baarlo), achterst(e) vooreind: ax(t)ǝrstǝ [vooreind] (Mook), axtǝrstǝ [vooreind] (Velden), ę̄ ̞xtǝrstǝ [vooreind] (Horst), ɛ ̝xtǝrs ˲[vooreind] (Merselo), achterste eind: axtǝrstǝ [eind] (Koersel, ... ), achterste hoofdbed: axtǝrstǝ [hoofdbed] (Berverlo), achterste stuk: axtǝrstǝ stø̜k (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), achterste voordel: axtǝrstǝ [voordel] (Hushoven), ɛ(x)stǝ [voordel] (Tongeren), ɛxtǝrštǝ [voordel] (Cadier), ɛxǝlstǝ [voordel] (Buchten, ... ), achterste voorhoofd: ę̄tǝrstǝ [voorhoofd] (Kronenberg, ... ), ɛxtǝrstǝ [voorhoofd] (Siebengewald), achterste voorling: axtǝrstǝ [voorling] (Opglabbeek), ɛxǝlstǝ [voorling] (Neeritter), achtervoordel: axtǝr[voordel] (Heugem, ... ), boven aan het perceel: bǭvǝ ān ǝt pǝrsēl (Maasniel), bovenkop: bǭvǝkǫp (Melick  [(van de weg verwijderd)]  ), bovenste hoofdpand: bø̄vǝ(n)stǝ [hoofdpand] (Hasselt), bovenste voordel: bu̯ǫvǝstǝ [voordel] (Tongeren), bøę̄vǝštǝ [voordel] (Beek, ... ), bø̄vǝlstǝ [voordel] (Nederweert, ... ), bø̄vǝnstǝ [voordel] (Valkenburg, ... ), bø̄vǝstǝ [voordel] (Meeswijk), bø̄vǝštǝ [voordel] (Brunssum), bōu̯vǝstǝ [voordel] (Sint Pieter), bǭvǝ(n)stǝ [voordel] (Maasbracht), bovenste voorhoofd: bøę̄vǝstǝ [voorhoofd] (Swalmen), bovenste voorling: bøę̄vǝstǝ [voorling] (Kinrooi), bø̄vǝlstǝ [voorling] (Neeritter), būvǝstǝ [voorling] (Oud-Winterslag), bȳǝvstǝ [voorling] (Opglabbeek), bovenvoordel: bǭvǝ[voordel] (Oirsbeek), hindendeel: heŋǝdēl (Bleijerheide), onder: oŋǝr (Tegelen), onder op het stuk: oŋǝr ǫp˱ ǝt štøk (Haelen), onderste keerpunt: øndǝrstǝ [keerpunt] (Blerick), onderste voordel: øŋǝrstǝ [voordel] (Neer), øŋǝštǝ [voordel] (Bocholtz, ... ), ondervoordel: ondǝr[voordel] (Overpelt), oŋǝr[voordel] (Heythuysen), ovenvoorling: ǭvǝ[voorling] (Nieuwenhagen), wijdste voorling: witstǝ [voorling] (Opglabbeek), zijvoordel: ze ̝i̯[voordel] (Maasmechelen) De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5] I-1