id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30405 | afsnuiten | afsnuiten: āfsnøtǝ (Stein), āfšnøtǝ (Sint Odilienberg), āfšnūtǝ (Posterholt), bijsnuiten: bejsnøtǝ (Ottersum), bisnø̜jtǝ (Geulle), bęjšnytsǝ (Bleijerheide) | De scherpe hoek of snuit afsnijden van een stuk hout, dat in een ander ingelaten moet worden. Bij het vervaardigen van een trap worden, wanneer de treden onder een scherpe hoek in de boom vallen, de voorkanten van de wellen voor zover zij in de nesten komen, bijgesnoten. [N 55, 120a] II-9 |