22450 |
aprilgek |
aprilgek:
aprilgek (L353p Eksel, ...
L331p Swalmen,
Q001p Zonhoven),
aprilgêk (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
(op zoek naar een solsleutel)
aprilgêk (Q083p Bilzen),
Aprilgek, bezemstek met Pasen krijgt ge een eierbek (wordt gezegd de eerste april als men iemand heeft beetgenomen).
əprilgaek (L364p Meeuwen),
Ss. sub april.
aprilgek (L286p Hamont),
aprillengek:
apreləgɛk (L265p Meijel),
aprillegek (Q240p Lauw),
Antwoord onderlijnd bij de suggesties.
aprillegek (Q071p Diepenbeek),
aprilsgek:
Man fragt z.B. wat has-te doo vör en vläk op jen boks?; wenn der Gefragte dan hinschaut, nennt man ihn apreelsjäk (dt.: jmdn in den April schicken vgl. aucht majkoov.
a`prē.lsjɛ.k (Q251p Gemmenich),
vgl. sub april: Dr ieëtste april sjikt me de jekke woa me wil.
aprils-jek (Q121p Kerkrade),
aprilzot:
aprilzot (K317p Leopoldsburg),
Als ze je een poets bakken heet dat "aprilzot", maar je moet op de dril gestuurd zijn om die zot te zijn.
aprilzot (P219p Jeuk),
een-aprilgek:
1 aprilgek (L382p Montfort),
meikalf?:
Seltener als apreelsjäk.
`maj.kōͅ.f (Q251p Gemmenich),
prilgek:
prelgeͅk (L331p Swalmen),
pri:lgek (L316p Kaulille),
prilgek (L317p Bocholt, ...
Q077p Hoeselt,
L299p Reuver,
L331p Swalmen,
Q078p Wellen),
prilgêk (Q083p Bilzen),
prilgêk! (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
pru.lgék (K361p Zolder),
Prùlgek (Q086p Eigenbilzen),
Vgl. pag. I.036: aprilgek, zie prilgek.
prølgek, prilgek (Q001p Zonhoven),
prillengek:
prillegek (L353p Eksel),
prilzot:
prilzot (K357p Paal)
|
*Prilgek: Uitroep, als men op de 1e april iemand iets wijsgemaakt heeft. || Apreelsjäk: Jmdn, der sich am 1. April mit einer Spasshaften Frage oder Anspielung fangen lässt. || Aprilgek. || Aprilgek: iemand die zich op 1 april heeft laten beetnemen. || de dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april) [N 112 (2006)] || De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)] || de onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad] [N 112 (2006)] || De onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad]. [N 88 (1982)] || Majkoov: Scherzh. Bez. f. jmdn, der sich am 1. Mai mit einer spasshaften Frage oder Anspielung fangen lässt.
III-3-2
|