28005 |
baas |
baas:
bas (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
bās (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Domaniale]),
boas (L414p Houthalen),
bās (L417p As, ...
L426p Buchten,
L421p Dilsen,
L328p Heel,
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
K278p Lommel,
L267p Maasbree,
Q095p Maastricht,
L163a Milsbeek,
L322a Nunhem,
Q032p Schinnen,
Q020p Sittard),
bǭs (Q083p Bilzen, ...
Q071p Diepenbeek,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum),
bǭwǝs (P219p Jeuk),
chef:
šef (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
inzetter:
enzętǝr (P047p Loksbergen),
ęnzętǝr (Q083p Bilzen),
meester:
mēstǝr (Q121p Kerkrade),
mę̄stǝr (Q253p Montzen),
meestergast:
meestergast (P176p Sint-Truiden),
meesterschoester:
męstǝrsxustǝr (L267p Maasbree),
onderbaas:
ǫndǝrbās (L322a Nunhem),
ploegbaas:
plox˱bās (Q121b Spekholzerheide),
plōx˱bās (Q111p Klimmen, ...
L322a Nunhem
[(vroeger: een opzichter die in opdracht van een Duitser hier een ploeg steenbakkers in dienst nam en daarmee in Duitsland stenen ging maken)]
,
L290p Panningen,
Q020p Sittard
[(vroeger was hij de man die een ploeg steenbakkers om zich heen verzamelde en overal stenen ging maken)]
),
rijloper:
ręjlø̄fǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Wilhelmina]),
schoester:
sxustǝr (L266p Sevenum),
schoestermeester:
šustǝrmę̄stǝr (Q121c Bleijerheide),
voorman:
vyǝrman (Q111p Klimmen),
vø̄̄rman (Q020p Sittard),
voorwerker:
vørwerǝkǝr (L210p Venray)
|
Algemene benaming voor een hoger geplaatste. [Vwo 71; Vwo 230; div.] || Bedrijfsleider, belast met het toezicht op en co√∂rdinatie van al de werkzaamheden in het steenbakkersbedrijf; vooral het stoken en het bakken van de stenen heeft zijn bijzondere aandacht. In het lemma zijn zowel benamingen opgenomen voor de baas bij een veldoven als voor de ploegbaas bij de latere industriële steenbakkerijen. Zie voor het woordtype inzetter ook de toelichting bij het lemma ɛinzetterɛ.' [N 98, 4; monogr.] || Eigenaar van het schoenmakersbedrijf of -bedrijfje. [N 60, 217e] || In Q 121 noemde men een baas die het werk schatte in plaats van het te berekenen een 'knopper' ('knypǝr'). [N 67, 99c]
II-10, II-5, II-8, II-9
|