31319 |
bankschroef |
achterschroef:
axtǝršrūf (L330p Herten),
achtertang:
axtǝrtaŋ (L421p Dilsen, ...
Q018p Geulle,
L330p Herten,
Q204a Mechelen,
L163p Ottersum,
L387p Posterholt,
Q020p Sittard,
Q015p Stein,
L270p Tegelen,
L271p Venlo),
bankschroef:
baŋkskrūf (P219p Jeuk),
baŋksxruf (L216a Oostrum, ...
L289p Weert),
baŋksxrūf (L414p Houthalen, ...
L163p Ottersum,
K353p Tessenderlo,
L271p Venlo),
baŋkšr ̇uf (L330p Herten, ...
L329p Roermond),
baŋkšruf (L421p Dilsen, ...
L291p Helden,
L382p Montfort,
L321p Neeritter,
Q117p Nieuwenhagen,
L371p Ophoven,
L290p Panningen,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
Q099q Rothem,
Q118p Schaesberg,
Q098p Schimmert,
L432p Susteren),
baŋkšrūf (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q015p Stein),
baŋkšrūǝf (Q113p Heerlen),
baŋkšrǫwf (Q086p Eigenbilzen),
baŋkšxrūf (Q001p Zonhoven),
bãŋksruf (L165p Heijen),
bãŋksxruf (L217p Meerlo, ...
L159a Middelaar,
L192a Siebengewald,
L213p Well),
bãŋksxrūf (K353p Tessenderlo),
bāŋksxrūf (L163p Ottersum),
bāŋkšruf (Q116p Simpelveld),
bāŋkšrǫwf (Q095p Maastricht),
bankschroef met staartschroef:
baŋkšruf męt statšrūf (Q083p Bilzen),
bankvijs:
baŋk˲vē̜jǝs (P047p Loksbergen),
gegoten bankschroef:
gǝgǫatǝ baŋkšrūǝf (Q113p Heerlen),
gesmede bankschroef:
gǝšmējdǝ baŋkšrūǝf (Q113p Heerlen),
gewone bankschroef:
gǝwø̜nǝ bāŋkšruf (Q116p Simpelveld),
hindertang:
heŋǝrtsaŋ (Q121c Bleijerheide),
kleine tang:
klęjn taŋ (L421p Dilsen),
klem:
klɛm (L299p Reuver),
klemschroef:
klɛmsxrūf (L271p Venlo),
machinesschroefstok:
mašiŋsšrufštǫk (Q121p Kerkrade
[(is parallelbankschroef)]
),
parallelbankschroef:
paralɛlbaŋksxruf (L216a Oostrum),
paralɛlbaŋkšr ̇uf (L330p Herten),
paralɛlbaŋkšruf (L291p Helden, ...
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
L299p Reuver),
paralɛlbãŋksxruf (L165p Heijen, ...
L213p Well),
parallelschroef:
paralɛlsxruf (L217p Meerlo, ...
L159a Middelaar,
L192a Siebengewald),
paralɛlšruf (Q121b Spekholzerheide
[(met brede bekken)]
),
pāralɛlšruf (Q099q Rothem),
parallelschroefstok:
paralɛlšrufštǫk (Q121c Bleijerheide, ...
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen),
schoefstok:
šr ̇ǫwfštǫk (Q193p Gronsveld),
šrufštǫk (Q099q Rothem, ...
Q020p Sittard
[(meervoud: šrufštø̜k)]
),
schroef:
šrő̜wf (Q005p Zutendaal),
šrūf (Q083p Bilzen),
šrǫwf (L423p Stokkem),
schroefbank:
sxruf˱baŋk (P176b Bevingen),
šruf˱baŋk (L382p Montfort),
šrūf˱ba.ŋk (Q162p Tongeren),
šrūf˱baŋk (Q071p Diepenbeek),
šrǫwf˱baŋk (Q086p Eigenbilzen),
šrǫwf˱bāŋk (Q088p Lanaken),
schroefstek:
šrufštɛk (Q197p Noorbeek),
schroefstok:
šrufštǫk (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chevremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide,
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
Q121b Spekholzerheide,
L331p Swalmen),
šrūfštǫk (Q112z Ten Esschen),
spanschroef:
spanšrūf (Q018p Geulle),
staartbankschroef:
start˱bãŋksxruf (L165p Heijen, ...
L217p Meerlo,
L159a Middelaar,
L192a Siebengewald,
L213p Well),
start˱bāŋkšrǫwf (Q095p Maastricht),
stat˱baŋkšrǫwf (Q086p Eigenbilzen),
stɛrt˱baŋksxruf (L216a Oostrum),
stɛrt˱bãŋksxruf (L213p Well),
štārt˱baŋkšruf (Q098p Schimmert),
štɛrt˱baŋkšr ̇uf (L330p Herten),
štɛrt˱baŋkšruf (L291p Helden, ...
L290p Panningen,
L299p Reuver),
staartschroef:
štartšruf (Q099q Rothem),
staartschroefstok:
štatsšrufštǫk (Q121c Bleijerheide),
stelschroef:
štęlšrū.f (L330p Herten),
tang:
taŋ (Q204a Mechelen),
voorklem:
vø̄rklɛm (L330p Herten),
voorschroef:
vø̄ršrūf (L330p Herten, ...
Q015p Stein),
voortang:
vȳrtaŋ (Q204a Mechelen),
vȳrtsaŋ (Q121c Bleijerheide),
vø̄.rtaŋ (Q020p Sittard),
vø̄rtaŋ (L330p Herten, ...
L270p Tegelen),
zijklem:
zīklɛm (L330p Herten),
zijtang:
zītaŋ (L330p Herten)
|
Het werktuig dat aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant van de werkbank is aangebracht en dient om werkstukken vast te klemmen. De bankschroef bestaat uit een houten blok dat met het werkblad verbonden is door middel van een horizontale draadspil die er dwars doorheen steekt. Aan de voorzijde is deze spil voorzien van een houten of ijzeren zwengel waarmee de bankschroef los- en vastgedraaid kan worden. Zie ook afb. 113. [N 53, 208j; N 53, 208n-o; monogr.] || In het algemeen het werktuig dat door metaalbewerkers wordt gebruikt om werkstukken vast te zetten. Het bestaat uit twee bekken waarvan de ene aan de werkbank is bevestigd en de andere door middel van een draadspil open en dicht kan worden gedraaid. Tussen de bekken wordt het te bewerken voorwerp vastgeklemd. Het lemma bevat ook benamingen voor de staartbankschroef en de parallelbankschroef. De staartbankschroef is aan de onderzijde voorzien van een pin waarmee dit werktuig in of aan de werkbank kan worden vastgemaakt. De parallelbankschroef ontleent haar naam aan het feit dat de klemvlakken van de bekken ervan zich bij het open- en dichtdraaien evenwijdig van respectievelijk naar elkaar toe bewegen. Dit type bankschroef wordt met behulp van schroefbouten op het werkvlak van de werkbank vastgezet. De staartbankschroef is doorgaans gesmeed uit staal terwijl de parallelbankschroef meestal uit gietstaal is vervaardigd. Zie ook afb. 57. Een aantal Vlaamse zegslieden (K 353, P 176b) kennen verder nog lichte en zware bankschroeven. Het is echter niet duidelijk welk type bankschroef zij hiermee bedoelen. [N 33, 204a; N 64, 31a-b; N 66, 12a-b; monogr.]
II-11, II-12
|