31321 |
bankschroefspil |
as:
ās (Q121b Spekholzerheide),
bankschroef:
baŋkšruf (Q121c Bleijerheide),
bankvijs:
baŋk˱vē̜s (K317p Leopoldsburg),
draadspil:
drǭtspil (L217p Meerlo),
schroef:
sxruf (L192a Siebengewald),
šruf (Q204a Mechelen, ...
L270p Tegelen),
šrūf (Q083p Bilzen),
schroefstek:
šrufstɛk (L321p Neeritter),
schroefstok:
šrufstǫk (L424p Meeswijk),
spanschroef:
spanšrūf (Q018p Geulle),
spindel:
spindǝl (L165p Heijen, ...
L213p Well),
špendǝl (Q113p Heerlen, ...
L387p Posterholt,
Q116p Simpelveld,
Q121b Spekholzerheide),
stelschroef:
stęlsxrūf (L271p Venlo)
|
De draadspil waarmee de bekken van de bankschroef open en dicht gedraaid kunnen worden. Zie ook afb. 57. [N 33, 206; monogr.] || De van schroefdraad voorziene spil die de lip van de bankschroef met het werkbankblad verbindt en die met behulp van een zwengel los- en vastgedraaid kan worden. [N 53, 208l]
II-11, II-12
|