30765 |
behangplaksel |
behangpap:
bǝhaŋpap (K353p Tessenderlo),
behangpleksel:
bǝhaŋplɛksǝl (L265p Meijel),
behangselpleksel:
bǝhaŋsǝlplɛksǝl (L267p Maasbree),
colle:
kǫl (P219p Jeuk),
kleister:
klajstǝr (Q121p Kerkrade),
pap:
pap (Q071p Diepenbeek, ...
Q113p Heerlen,
L414p Houthalen,
K343p Houtvenne,
Q121p Kerkrade),
plekkens:
plɛkǝs (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
plekmeel:
plɛkmē̜l (L426p Buchten, ...
Q111p Klimmen,
L163p Ottersum),
pleksel:
plɛksǝl (L328p Heel, ...
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
Q032p Schinnen,
Q117a Waubach,
Q001p Zonhoven),
stijfsel:
stijfsel (Q001p Zonhoven),
štīfsǝl (Q203p Gulpen, ...
Q113p Heerlen,
Q111p Klimmen)
|
Het plaksel waarmee het behangselpapier op de muren wordt geplakt. Behangplaksel werd vroeger samengesteld uit roggemeel en kokend water. Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van fabrieksmatig bereide plakmiddelen die meestal alleen met koud water hoeven te worden aangemaakt. In een aantal plaatsen (L 265, L 267, Q 113, Q 117a) werd aan het plakmeel (oud) bier toegevoegd. Volgens de invullers uit Q 113 en Q 117a verhoogde men op deze wijze de kleefkracht. In K 353 gebruikte men daartoe 'dextrine' ('dekstren'). In L 267 mengde men bier door het plaksel om het kleefvrij opdrogen ervan te bevorderen. In L 328 werd aan behangplaksel met water aangemaakte en vervolgens gekookte soda toegevoegd. Dit diende om het aanwezige ongedierte onder het behang te verdelgen. In Q 111 deed men peper in het plaksel tegen de 'schietwormen' ('šētw?rǝm'), de zgn. zilvervisjes. De invuller uit Q 113 voegde bij het verwerken van zeer zwaar behang Venetiaanse terpentijn aan het plaksel toe voor betere bevestiging. [N 67, 95a; N 67, 95b]
II-9
|