19014 |
beteuterd kijken |
geen vijf kunnen tellen:
ook materiaal znd 32, 67
hɛ kan gīən vɛ̄f tələ (K358p Beringen),
geen vijf niet meer kunnen tellen:
ook materiaal znd 32, 67
hij kos gien vijf ne mee tellen (K357p Paal),
gelijk een klein kind staan:
he stond doe gelik n klen kind (L316p Kaulille),
ook materiaal znd 32, 67
gelik ’n klein kind (L316p Kaulille),
gelijk een sebedeus staan:
mar.: moet volgens mij met een Z worden geschreven!
he stont er gelek ene zebedeus (K357p Paal),
ook materiaal znd 32, 67; mar.: moet volgens mij met een Z worden geschreven!
gelék ne zebedeus (K357p Paal),
kijken alsof hij in zijn broek gescheten heeft:
alsof hij in zijn broek gesch... heeft (P219p Jeuk),
ook materiaal znd 32, 67
alsof hej in zijn broek gesch.. heeft (P219p Jeuk),
kijken alsof hij niet meer kon tellen:
hij hos gien off ne mie tellen (K357p Paal),
kijken gelijk een chinees:
ook materiaal znd 32, 67
gelak nə snijnəs (P188p Hoepertingen),
kijken of hij geen drie kan tellen:
kĭĕkə òv heer gein drijj kin téllə (Q095p Maastricht),
kijken of hij geen drie kon tellen:
ook materiaal znd 32, 67
of hij gee drie kon tellen (L316p Kaulille),
op de naas kijken:
op de naas kiekke (Q121p Kerkrade),
op gen naas kijken:
o.pən n‧ās ki.kə (Q202p Eys),
óp-gən-nààs-kĭĕkə (Q113p Heerlen),
op zijn naas kijken:
e keek op zien naas (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
keek op sien naas (L299p Reuver),
op sien naas kie:ke (L330p Herten (bij Roermond)),
op zi-jn naas ki-jke (L360p Bree),
op zien naas kieke (L267p Maasbree, ...
Q032p Schinnen,
L266p Sevenum),
op zien nāās kīēkə (L300p Beesel),
op ziën naas kiëke (L266p Sevenum),
op z⁄n naas kieke (Q018p Geulle),
ook materiaal znd 32, 67
è keek op zien noas (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
op zijn neus kijken:
op zien neus kieke (Q039p Hoensbroek, ...
Q095p Maastricht),
op z⁄n neus kieke (Q095p Maastricht),
op zijn neus zien:
hij zag op zən neus (K353p Tessenderlo),
ook materiaal znd 32, 67
hij zag op zən neus (K353p Tessenderlo),
over de naas af kijken:
euvere naas aafkie:ke (L330p Herten (bij Roermond)),
simpel kijken:
waat kiek dae simpel (L271p Venlo),
spijt hebben:
spiet höbbe (Q095p Maastricht),
staan als had hij in zijn broek gescheten:
hər stun doͅ hōrr in zn bruk gesetə (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
ook materiaal znd 32, 67
hestun doͅ al hōre in z’n bruk gəšetə (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
staan alsof hij geen drie kon tellen:
hij stond du of eigen drijken tellen (K353p Tessenderlo),
ook materiaal znd 32, 67
hij stond der of em gen drij kon tellen (K353p Tessenderlo),
versteld:
verstelt stoon (Q095p Maastricht),
wie piet snot staan te kijken:
sjeis-te doa te kieke wie Piet Sjmot (L327p Beegden),
zich bescheten voelen:
zich besjeëte väöle (Q203p Gulpen),
zich gekuld voelen:
zich gekuld väöle (Q203p Gulpen),
zich op de naas kijken:
zich op de naas kieke (Q111p Klimmen),
zich pitsen:
zich pitsə (L329a Kapel-in-t-Zand)
|
beteuterd [SGV (1914)] || beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] || op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|