31759 |
beugelzaag |
beugelzaag:
bø̄gǝlzāx (L299p Reuver
[(van ijzer)]
),
beugelzeeg:
bȳgǝlzē̜x (Q033p Oirsbeek),
bø̄gǝlzē̜x (L421p Dilsen, ...
Q027p Doenrade,
L330p Herten,
L434p Limbricht),
boerenzeeg:
būrǝzē̜x (L381p Echt),
boogzaag:
boogzaag (K317p Leopoldsburg),
bōx˲zāx (K353p Tessenderlo),
boogzeeg:
bǭx˲zē̜x (Q204a Mechelen),
bosduivel:
bǫs˱dȳvǝl (Q095p Maastricht
[(zaag waarvan de tanden afwisselend naar de ene en naar de andere zijde uitstaan)]
),
boszaag:
bǫs˲zāx (L269p Blerick),
boszeeg:
bǫs˲zē̜x (L417p As, ...
L421p Dilsen,
L321p Neeritter),
brandhoutzeeg:
branhǫwt˲zē̜x (L381p Echt),
handzeeg:
hant˲zē̜x (L421p Dilsen)
|
Handzaag, bestaande uit een boogvormige, metalen beugel waarin een, meestal grofgetand zaagblad kan worden gespannen. De zaag wordt onder meer gebruikt om brandhout te zagen, palen in te korten, etc. [N 53, 6a; N 75, 116b; N G, 22a; monogr.]
II-12
|