32261 |
bewerken van de duig voor het drogen |
afreien:
afręjǝ (L329p Roermond),
āfrijǝ (L320a Ell),
āfrē̜n (Q002p Hasselt),
africhten:
āfrextǝ (Q098p Schimmert),
afwerken:
ǭfwɛrǝkǝ (Q095p Maastricht),
bekappen:
bǝkapǝ (L290p Panningen, ...
L270p Tegelen),
besnijden:
besnijden (Q156p Borgloon),
bijsteken:
bējstē̜kǝ (L269p Blerick, ...
L267p Maasbree),
brute bewerking:
brytǝ bǝwęrkeŋ (Q002p Hasselt),
rechtkappen:
rɛxkapǝ (L270p Tegelen),
rouw bewerken:
ruw bǝwerkǝ (L320a Ell),
ruw bekappen:
ruw bekappen (Q074p Kortessem),
schillen:
šelǝ, šęlǝ (L329p Roermond)
|
De duig na het klieven een eerste, ruwe bewerking geven met behulp van de kuipersbijl en het kapmes. Het hout is dan nog zacht en daardoor makkelijker te bewerken dan gedroogd hout. [N E, 12; N E, 13a]
II-12
|