33255 |
bietensnijbak |
banst:
bāǝs (P177p Zepperen),
bǭs (P222p Opheers),
bietenbak:
bē̜tǝbak (Q086p Eigenbilzen),
bītǝbak (P050p Herk-de-Stad),
bīǝtǝbak (P176p Sint-Truiden),
ezel:
izǝl (L362p Opitter),
hutselskist:
høtšǝlskes (Q039p Hoensbroek),
kapbak:
kabak (K278p Lommel),
knijpbak:
knīp˱bak (L271p Venlo),
koekuip:
kui̯kǫu̯ǝp (K353p Tessenderlo),
kuu̯kǭp (Q076p Romershoven),
krotenbak:
krutǝn bak (L352p Hechtel),
krōi̯tǝn bak (L426z Holtum),
krōtǝbak (Q170p Grote-Spouwen, ...
Q020p Sittard),
krǫi̯tǝbak (Q097p Ulestraten),
krotenkist:
krǭtǝkes (Q022p Munstergeleen),
mangelenbak:
maŋǝlǝbak (L244d Ysselsteyn),
scherfbank:
sxɛrǝfbaŋk (L360p Bree, ...
Q003p Genk,
L312p Neerpelt),
scherfblok:
sxɛrǝfblǫk (K357p Paal),
snijbak:
snai̯bak (Q162p Tongeren),
snii̯bak (Q178p Val-Meer),
snēi̯bak (L164p Gennep, ...
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum),
snɛi̯bak (L211p Leunen, ...
Q009p Maasmechelen,
L265p Meijel,
Q012p Rekem,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
snijkist:
snikes (L331p Swalmen),
snikest (L377p Maasbracht, ...
L378p Stevensweert,
L289p Weert),
stootbak:
stǭtbak (Q033p Oirsbeek),
štuǝtbak (Q018p Geulle),
tobbe:
top (L312p Neerpelt),
voerbak:
vui̯ǝrbak (P218p Borlo, ...
P045p Meldert,
P174p Velm),
vōrbak (Q198p Eijsden, ...
Q193p Gronsveld,
Q111p Klimmen,
Q095a Oud-Caberg,
Q111q Ransdaal),
vǫi̯ǝrbak (P055p Kermt),
vǫu̯ǝrbak (L430p Einighausen),
voerkuip:
vōrkȳp (L270p Tegelen)
|
Voordat er bietenmolens op de boerderij kwamen werden de bieten kleingesneden met een lang mes boven een bak. In dit lemma staan de benamingen voor die bak bijeen. Vergelijk ook het lemma Strosnijbak, in afl. I.4. In L 159a wordt dat mes het mangelmes genoemd; in Q 18: een es. Hutsel, in hutselkist: hutsel is in het plaatselijke dialect een stuk biet. Bij tobbe wordt aangetekend dat de bak lijkt op een waston. [N 5A, 34d]
I-5
|