32333 |
biezen of lissen aanbrengen |
afstoppen:
āfštǫpǝ (L270p Tegelen),
biezen:
bēzǝ (L328p Heel),
de bodem lissen:
dǝ bǫjǝm lē̜sǝ (Q074p Kortessem),
de bodem naspikken:
dǝ bōjǝm nǭspekǝ (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
de bodem oplissen:
dǝ bǫjǝm uplęsǝ (Q002p Hasselt),
het vat oplissen:
ǝt ˲vāt˱ ǫplęšǝ (Q095p Maastricht),
lissen:
lęsǝ (Q156p Borgloon, ...
Q074p Kortessem),
lissen indoen:
l ̇ȳs˱ endōn (L329p Roermond),
lissen tussendoen:
lē.sǝ tø̜.sǝndō.n (L290p Panningen),
oplissen:
oplęšǝ (Q111p Klimmen),
spikken:
spekǝ (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
stoppen:
stǫpǝ (L164p Gennep),
verbiezen:
vǝrbēsǝ (L320a Ell),
vǝrbīzǝ (Q002p Hasselt)
|
Tijdens het vervaardigen van een vat met behulp van een stopmes biezen of lissen aanbrengen tussen de bodemplanken en tussen kroos en bodem. Wanneer er tijdens het gebruik van de vaten en kuipen lekkages ontstaan tussen kroos en bodem, worden eerst de banden losgeslagen. Vervolgens worden de duigen met behulp van het biesijzer naar buiten gebogen, waarna met het stopmes nieuwe biezen en lissen tussen kroos en bodem kunnen worden aangebracht. Zie ook de lemmata ɛstopmesɛ en ɛbiesijzerɛ.' [N E, 39a]
II-12
|