28403 |
bijenrassen |
buckfast:
buckfast (Q071p Diepenbeek, ...
K317a Kerkhoven,
L265p Meijel),
buckfastbijen:
buckfastbijen (Q009p Maasmechelen),
bulgaarse:
bulgaarse (Q003p Genk
[(Carniolerbij)]
),
carnica:
carnica (Q071p Diepenbeek, ...
Q003p Genk),
carnica's:
carnica's (L428p Born, ...
K317a Kerkhoven),
karenkas (L265p Meijel),
karnikars (L384p Herkenbosch),
karnikās (Q019p Beek),
carnicabijen:
(enk)
karnikabej (Q253p Montzen
[(Oostenrijkse bij)]
),
duitse:
duitse (L330p Herten
[(zwart)]
),
duitse grijze:
duitse grijze (L333p Asenray / Maalbroek),
duitse rode:
dø̜̄tsǝ ru.j (L289p Weert),
duitse zwarte:
duitse zwarte (L333p Asenray / Maalbroek),
gekruiste:
gǝkrȳsdjǝ (L289p Weert
[(geler)]
),
gele:
gele (Q002p Hasselt),
gele italiaanse:
gele italiaanse (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L371a Geistingen),
gestreepte:
gǝstriptǝ (Q002p Hasselt),
hollandse:
hollandse (L374p Thorn, ...
L289p Weert),
hollandse bijen:
(enk)
hǫlǝsǝ bi (Q019p Beek),
italiaanse:
etalea.nsǝ (L421p Dilsen),
italiaanse (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L428p Born,
Q003p Genk,
L330p Herten,
Q009p Maasmechelen,
Q015p Stein,
L289p Weert),
italiānsǝ (Q071p Diepenbeek, ...
Q018p Geulle,
K317a Kerkhoven),
italjānsǝ (L374p Thorn),
itǝljānsǝ (Q019p Beek, ...
L265p Meijel),
italianen:
italianen (L372p Maaseik),
italianer:
italiēnǝr (Q113p Heerlen),
italię̄nǝr (L246p Horst),
itǝlję̄nǝr (L329p Roermond
[(rood)]
),
italianers:
italiēnǝrs (L384p Herkenbosch),
kaukasische:
kawkasǝsǝ (Q019p Beek),
kaukasiërs:
kaukasiërs (L265p Meijel),
krainer:
krainer (Q009p Maasmechelen
[(grijs)]
),
kręnǝr (L215a Wellerlooi),
krainers:
krainers (L428p Born
[(zwart)]
),
krajnǝrs (L265p Meijel),
noordbijen:
(enk)
nǫrtbej (Q253p Montzen
[(zwart)]
),
oekraïense:
ukrānsǝ (Q018p Geulle),
oekraïner:
oekraïner (L333p Asenray / Maalbroek),
oekraïner bijen:
oekraïner bijen (L333p Asenray / Maalbroek),
oekraïners:
ōkrainǝrs (L384p Herkenbosch),
rode:
rūǝjǝ (L381b Peij
[(Italiaanse)]
),
rosse:
rǫsǝ (K353p Tessenderlo),
zwarte:
zwarte (Q002p Hasselt, ...
L372p Maaseik),
zwatǝ (P120p Alken
[(Italiaanse)]
, ...
P107a Rummen),
zwɛrtǝ (L289p Weert),
zwɛtǝ (K353p Tessenderlo),
šwatǝ (Q113p Heerlen),
žwartǝ (L421p Dilsen, ...
L329p Roermond),
zwarte belgische:
zwarte belgische (L371a Geistingen),
zwarte bienen:
zwatǝ binǝ (Q071p Diepenbeek),
zwarte bijen:
zwarte bijen (L265p Meijel),
zwarte duitse:
zwarte duitse (L333p Asenray / Maalbroek),
zwarte inlandse:
zwarte inlandse (Q003p Genk),
zwarte italiaanse:
zwartǝ italiānsǝ (L416p Opglabbeek)
|
Verschillende soorten bijen of bijenrassen. Voor de imker zijn alleen díe soorten van betekenis die een hoogstaand kolonieleven leiden. In Europa zijn drie vrij duidelijk te onderscheiden groepen van rassen ontstaan: de zwarte en bruine bijen van het noordwesten, de gele van het zuiden en meer grijze uit het oosten. De zwarte bijen gelden als zeer wintervast maar zwermgraag, weinig vruchtbaar en gauw geneigd tot steken, de gele bijen overwinteren iets minder goed, doch zijn belangrijk vruchtbaarder, ijveriger, zwermtrager en minder onrustig, terwijl de beste grijze rassen zich vooral kenmerken door hun zachtmoedigheid, krachtige doch betrekkelijk korte broedaanzet en door hun lange tong (De Roever, pag. 457 en 458). Men moet de eigenschappen per bijenras niet generaliseren. Er zijn ook vruchtbare kruisingen mogelijk tussen alle rassen. [N 63, 12e]
II-6
|