e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauw slachten afkloppen: ǭfklopǝ (Diepenbeek), blauw slachten: blǫw šlaxtǝ (Buchten, ... ), bloed slachten: blūǝt slaxtǝ (Neeritter), een slechte aftrek: ǝnǝ šlɛxtǝ āftręk (Maasmechelen), gedaan zijn door een vilder: (men zegt) [dat is door] nǝ veldǝr gǝdōn (Susteren), geen blanke huid: gɛn blaŋkǝ hōt (Blerick), geen gladde huid: gɛn gladǝ hø̄t (Blerick), geen vetvrije huid: gɛn vɛtvrejǝ hø̄t (Blerick), het vlies op het vlees laten zitten: ǝt vlīs op ǝt vlęjs lǭtǝ zetǝ (Helden), in het vel blijven zitten: (men zegt) et blift en ǝt vɛl zetǝ (Nuth), in het vel snijden: ent fɛl snēǝ (Grazen), ingesneden: engǝsnējǝ (Herten), liest: līst (Sint-Truiden), minderwaardige huid: minderwaardige huid (Alken), niet goed afgedaan: nēt gōt āfxǝdōn (Mechelen), niet goed gespannen: (van de huid zegt men dat ze) nīt gūt gǝspanǝn is (Oud-Waterschei), niet goed gevild: nē̜ got gǝvelt (Sint-Truiden), niet goed het vel afgedaan: nī gut ǝt vɛl āfgǝdǭn (Leunen), niet stroppen: (men zegt) [de huid] stropt ni (Neerpelt), nog kwabbelen vet daaraanzitten: (men zegt) dǭ zetǝ nax kwabǝlǝ vɛt ān (Herten), nog liesvet daaraan zijn: (men zegt) dō ǝs nǫx lisvɛt ān (Kuringen), nog vettig zijn: (men zegt) tes nox vɛtǝx (Nieuwerkerken), scheef gevild: sxēǝf gǝvelt (Zepperen), slecht afgedaan: šlɛx āfxǝdōǝ (Hoensbroek), šlɛxt ǭfgǝdon (Kerkrade), slecht afgedaan zijn: (men zegt) [het] is slęxt āfgędōn (Kaulille), (men zegt) [het] ęs slęjx ǫfgǝdøn (Tongeren), slecht afgehuid: slɛxt afxǝhø̜jt (Meijel), slecht afgetrokken: slecht afgetrokken (Beringen), slecht afgewerkt: slēx ǭfgǝwęrk (Bilzen), slɛxt afgǝwɛrkt (Neerpelt), slecht geslacht: slɛxt gǝslaxt (Ottersum), slecht gevild: slēx gǝvelt (Bilzen), slęx gǝvelt (Rothem), slɛxt xǝvɛlt (Hoensbroek), slecht uitgeslacht: slēxt utgǝslaxt (Kerkrade), slēxt ū.tgǝšlǭxt (Panningen), šlɛxt utgǝslaxt (Heythuysen), te diep gesneden: tǝ diǝp gǝsnęjǝ (Borgloon), te rijp zijn: (men zegt) [dat beest] es tǝ rip (Heerlen), te rouw gedaan zijn: (men zegt) øt es tø rōu gǝdgē̜ǝ (Eys), te vet: tǝ vɛt (Tungelroy), vel voor de helft van de waarde: vɛl vør dǝ hɛlǝft van dǝ wjādǝ (Linkhout), versnijden: vorsnejǝ (Weert), vilderen: veldǝrǝ (Bleijerheide), vlies: vlīs (Helchteren), wat veel vet deraanblijven: (men zegt) dǝr blɛ waføl vɛt an (Lommel) Als de huid van het rund niet zorgvuldig wordt losgesneden, blijft er soms vet aan vastzitten, waardoor de blauwachtig gekleurde bovenlaag van het vlees dat op het rund blijft kleven, bloot komt te liggen. Omdat gevraagd was naar een uitdrukking voor dit "blauw slachten", komen er verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 28, 54] II-1