24705 |
bolderik |
bolderd:
boldert (L216p Oirlo),
bolderik:
bolderik (Q098p Schimmert, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L210p Venray),
-
bolderik (L318b Tungelroy, ...
L210p Venray),
eigen spelling
bolderrik (L386p Vlodrop),
idiosyncr.
bolderik (L269p Blerick),
WBD/WLD
bolderik (Q014p Urmond),
WLD
bolderik (L429p Guttecoven, ...
L387p Posterholt,
L374p Thorn),
WLD in de randen van de roggevelden
bøͅldərek (L265p Meijel),
zelfde, ook: krukke
bolderik (L381p Echt/Gebroek),
± Veldeke Ned?
bolderik (L245b Tienray),
broodbloem:
broodbloom (L383p Melick),
broodjesbloem:
WLD = bolderik
breutsjesbloom (L387p Posterholt, ...
L387p Posterholt),
broodjeskruid:
WBD/WLD
brêûtjəskrōét (L425p Grevenbicht/Papenhoven, ...
L425p Grevenbicht/Papenhoven),
christusoog:
Christus-oog (Q098p Schimmert),
(onderstreept bij de gesuggereerde woorden)
Christusoog (P219p Jeuk),
idiosyncr.
Christusoug (L374p Thorn),
WLD
Christus-aug (Q098p Schimmert),
christusoog (Q015p Stein),
dikke spinnenkop:
cf ook spinnekop
dikkë spénnëkòp (Q162p Tongeren),
egel:
īgǝl (Q071p Diepenbeek),
egelbloem:
īgǝlblōm (Q093p Rosmeer),
ezelsbloem:
ezelsbloem (P219p Jeuk),
igel:
íegel (P219p Jeuk),
-
ɛi.gəl (Q071p Diepenbeek),
[Agrostemma (lynchis) githago]
īēgël (Q162p Tongeren),
igelbloem:
#NAME?
iegelblom (Q093p Rosmeer),
koeienogen:
koeijeoege (P219p Jeuk),
korenvlam:
WLD
kore vlam (L382p Montfort),
kruk:
kruk (Q113p Heerlen),
krök (Q033p Oirsbeek),
krøk (Q029p Bingelrade, ...
Q113p Heerlen,
Q028p Jabeek,
Q034p Merkelbeek,
Q030p Schinveld),
krø̜k (Q196a Banholt, ...
Q193p Gronsveld,
Q196p Mheer),
krük (Q201p Wijlre),
-
kruk (Q112b Ubachsberg, ...
Q112b Ubachsberg,
Q101p Valkenburg),
krök (Q193p Gronsveld),
agrostemma githago
krök (Q020p Sittard),
krøͅk (L424p Meeswijk),
agrostemna. ndl. krok is een kleine wikke in het koren, terwijl limb. kruk een hoge plant is met paarse kelk
kruk (Q101p Valkenburg),
eigen spellingsysteem additie bij vraag 157 e.v. = bolderik
krök’ (Q021p Geleen),
WLD
krök (Q196p Mheer),
krukbloem:
WLD
krökblom (Q196p Mheer),
krukkebloem:
krøkǝblom (Q192p Margraten),
krø̜kǝblǫmǝ (Q111p Klimmen, ...
Q192p Margraten),
krǫkǝblum (L324p Baexem, ...
L323p Buggenum,
L322p Haelen,
L292p Heythuysen,
L325p Horn,
L292a Maxet,
L294p Neer,
L322a Nunhem,
L293p Roggel),
krukkelbloem:
krø̜kǝlblōm (Q009p Maasmechelen),
-
krökkelbloom (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
Veldeke
krökkelblóm (Q111p Klimmen),
krukken:
krøkǝ (L381p Echt, ...
Q112b Ubachsberg,
Q101p Valkenburg),
ook: bolderik (zelfde)
krukke (L381p Echt/Gebroek),
WLD
krökke (Q027p Doenrade),
krukkenbloem:
krukkebloom (L331p Swalmen),
kruk’keblom (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
-
krökkeblómme (Q111p Klimmen),
idiosyncr.
krukkeblom (Q121p Kerkrade),
krukkebloum (Q020p Sittard),
WLD
krökkebloom (Q027p Doenrade),
muggebloem:
muggebloem (P219p Jeuk),
muisoren:
muisoren / De jonge planten gingen wij in onze jeugd uit t koren halen voor de konijnen
moosoren (Q171p Vlijtingen),
muizenoren:
WLD
müze-oeren (L300p Beesel),
nigel:
(onderstreept bij de gesuggereerde woorden)
nichel (P219p Jeuk),
[Agrostemma (lynchis) githago], naast egel
nīēgël (Q162p Tongeren),
schoonogen:
(onderstreept bij de gesuggereerde woorden)
schoonoge (P219p Jeuk),
sint-pietersbloem:
Sint-Pietersbloem (P219p Jeuk),
steekneus:
steekneuzen (P219p Jeuk),
steekneusje:
stèèknèèske (Q003p Genk),
oronaria tomentosa; sierplant met viltige bladeren
staeknaeske (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
volges VD en heukles 8 is steekneusje de volksnaam voor de bolderik
stèèknèèske (L318b Tungelroy),
valse koren bloem:
-
valse korebloom (L267p Maasbree),
valse korenbloem:
valse korenbloem (L267p Maasbree),
zwijnsoren:
zwijnsoren (P219p Jeuk)
|
Agrostemma githago L. Een vroeger vrij algemeen, maar nu zeldzaam voorkomend giftig onkruid op akkers en in korenvelden met een ruwbehaarde kelk en bloemen, die paars of purper (zelden wit) van kleur zijn. Het bloeit in juni en juli en wordt 20 tot 100 cm hoog. [A 60A, 58; monogr.] || bolderik [DC 60a (1985)], [N 82 (1981)], [N 92 (1982)] || Bolderik (agrostemma githago 20 tot 90 cm hoog. De stengels zijn dicht behaard; de bladeren zijn lancetvormig, spits en ongesteeld, tevens dicht behaard; de bloemen zijn lang gesteeld en afzonderlijk groeiend, de kleur is roodviolet met donkere lengtest [N 92 (1982)] || bolderik, gemene - || bolderik, wilde valeriaan || nichelbloem || prikneus || prikneusje
I-5, III-4-3
|