27345 |
boorijzer |
boor:
bawr (P047p Loksbergen),
boor (L421p Dilsen, ...
K317p Leopoldsburg),
bowǝr (K278p Lommel),
buǝr (Q083p Bilzen),
bȳr (L360p Bree, ...
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
bø̄.r (Q002p Hasselt),
bō.r (Q095p Maastricht, ...
L318b Tungelroy),
bōr (L360p Bree, ...
Q018p Geulle,
P047p Loksbergen),
bōǝr (L424p Meeswijk, ...
Q253p Montzen),
bū.r (L289p Weert),
būǝr (L328p Heel),
bǫar (Q121c Bleijerheide),
bǫwr (P176p Sint-Truiden),
bǫwǝr (K353p Tessenderlo),
bǭ.r (L270p Tegelen),
bǭr (L330p Herten
[(n)]
, ...
Q204a Mechelen,
L163p Ottersum,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L385p Sint Odilienberg,
Q020p Sittard,
Q015p Stein,
L271p Venlo),
boorijzer:
bǭ.ri.zǝr (L331p Swalmen),
bǭrīzǝr (Q255p Kelmis, ...
Q095p Maastricht),
bǭwręjzǝr (P219p Jeuk),
boorvlim:
bōrvlēm (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
houtboor:
(h)ōt˱buǝr (Q083p Bilzen),
houtboor (L421p Dilsen),
hø̜̄t˱bǫwǝr (K353p Tessenderlo),
hǫwt˱būǝr (L328p Heel),
hǫwt˱bǭr (L330p Herten),
āt˱bǫwr (P176b Bevingen),
ijzerboor:
ijzerboor (L421p Dilsen, ...
K317p Leopoldsburg),
ē̜zǝrbǫwǝr (K353p Tessenderlo),
īzǝrbūǝr (L328p Heel),
īzǝrbǭr (L330p Herten, ...
Q204a Mechelen,
L270p Tegelen,
L271p Venlo),
kuikenboor:
kuikenboor (L387p Posterholt),
metaalboor:
mǝtǭlbuǝr (Q083p Bilzen),
staalboor:
stǭlbǭr (L387p Posterholt)
|
Boorgereedschap. [monogr.] || De metalen staaf die in de boorhouder van de boormachine wordt gestoken en waarmee al draaiend gaten in het te bewerken materiaal gemaakt kunnen worden. Afhankelijk van de bewerkingen die moeten worden uitgevoerd en de soort materiaal waarin geboord moet worden, kan het boorijzer diverse uitvoeringen hebben. Zie ook de lemmata "puntboor", "centerboor", "penboor", "kotterboor", etc. Boorijzers werden vroeger door de smid zelf gemaakt. [N 33, 156] || Werktuig om ronde gaten te maken in hout of metaal, bestaande uit een metalen staaf met snijdende delen. Het boorijzer wordt bevestigd in een handvat, een booromslag of in de kop van een boormachine. [N 53, 160a; N 53, 161b; monogr.]
II-11, II-12, II-4
|