e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovendeur bovelste halve stalsdeur: bø̜̄vǝlstǝ halǝf štals˱dø̄r (Maasniel), bovendeur: boi̯vǝdø.r (Mal), bovǝdø̄r (Halen), buǝvǝdø̄r (Romershoven), bu̯ø̜vǝdø̜̄r (Zichen-Zussen-Bolder), bu̯ǫvǝdø̜r (Val-Meer), bø̄vǝdø̄r (Middelaar), bōvǝdȳǝr (Stevensweert), bōvǝdø̄r (Cadier, ... ), būǝvǝdø̜̄r (Eijsden), bűvǝdīr (Bree), bǫavǝdyǝr (Eys), bǫu̯vǝ(n)dø̄r (Sevenum), bǫvǝdei̯ǝr (Beverst), bǭvǝdȳr (Klimmen, ... ), bǭvǝdø̄r (Guttecoven, ... ), bǭvǝdø̜̄r (Nunhem), bovenhalf: bu̯øvǝhāf (Rosmeer), bovenhelft: bǫvǝhęlǝft (Gennep), bovenpoort: bu̯ø̜vǝpu̯ø̜t (Zichen-Zussen-Bolder), bu̯ǫvǝpu̯ǫt (Val-Meer), bǭvǝpǭǝt (Hoensbroek), bovenslag: bø̄vǝslāǝx (Kermt), bōvǝslāx (Boekt Heikant), bǭvǝšlāx (Hoensbroek), bovenste: bø̄vǝstǝ (Hasselt), bovenste deel: boǝvǝstǝ dei̯ǝl (Opheers), buǝvǝstǝ d‚ēl (Vliermaal), bovenste deur: bu̯ōvǝstǝ dø̜̄r (Riksingen), bøvǝ(n)stǝ dø̄r (Meijel), bø̄vǝ(n)stǝ dør (Maasmechelen), bø̜̄vǝstǝ dø̄r (Boekend), bø̜vǝštǝ dø̜̄r (Teuven), bovenste halfdeur: boi̯vǝstǝ haf˱dø̜r (Mal), bu̯ǫvǝstǝ hāfdør (Nederstraat), byǝvǝstǝ halǝfdø̄i̯ǝr (Opheers), bø̄vǝštǝ hǭf˱dø̄r (Schimmert), bovenste halve slag: bø̄vǝstǝ halǝvǝ slax (Beringen), bovenste helft: bø̜̄vǝstǝ hęlǝf (Boekend), bovenste poort: bø̜̄vǝštǝ pǭrt (Klimmen), bovenste slag: bu̯ōvǝstǝ šlǭx (Riksingen), bø̄vǝ(n)stǝ slax (Beringen), bø̄vǝ(n)stǝ slāx (Grathem), bōvǝstǝ slax (Beringen, ... ), bōvǝstǝ slāx (Grathem), bǭvǝstǝ šlāx (Maasmechelen, ... ), bovenste stuk: bovǝstǝ stø̜k (Neerpelt), bovenste vleugel: buǫvǝstǝ vli.øgǝl (Tongeren), bovenstuk: bōvǝstøk (Boekt Heikant), bǫu̯vǝstø̜k (Borlo, ... ), bǭvǝstøk (Haelen), bovenstuk van de kleine kant: bǫu̯vǝstø̜k ˲van dǝ klē̜ ̞nǝ kānt (Borlo, ... ), bovenvleugel: bǭvǝvlȳǝgǝl (Hoensbroek, ... ), bǭvǝvlø̄gǝl (Tegelen), deurtje: dø̄rkǝ (Rotem), dīrkǝ (Opglabbeek), ezelsdeur: ‚ēzǝls˱dø̄r (Leunen), halve deur boven: halǝvǝ dø̄r bǭvǝ (Gennep), klapdeur: klap˱dø̄r (Rotem), klap˱dø̜̄r (Hamont), klapdeurtje: klap˱dø̄rkǝ (Rotem), lochtdeur: lox(t)˱dȳr (Maaseik), lǫxt˱dø̜r (Velm), lǫx˱dø̄r (Millen), los stuk: lǫs støk (Meldert), overdeur: øvǝrdȳǝr (Ingber), ø̜̄i̯vǝrdør (Herk-de-Stad), overlicht: hi̯ø̜vǝrlex (Nederstraat), overste slag: ø̜̄vǝštǝ šlāx (Eygelshoven), overzwaai: ø̄vǝrzwɛi̯ (Eisden), paardehelft: pē̜ ̞rdǝhęlǝft (Maaseik), paardsdeur: pęrs˱dø̜r (Achel), paardsluik: pɛ ̝rslūk (Panningen), schuurdeurtje: sxø̜i̯ǝrdø̜rkǝ (Linkhout), slagdeur: slāx˱dø̄r (Tongeren), staldeurtje: staldø̜rkǝ (Linkhout), stubvenster: štø̜p˲venstǝr (Bemelen  [(in de schuurpoort)]  ) Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c] I-6