32317 |
de banden uitsmeden |
bijgeren:
bijgīrǝ (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
fatsoen geven:
fatsoen geven (Q074p Kortessem),
fatsø̜jn gēvǝ (Q002p Hasselt),
fatsø̜n gīǝvǝ (Q156p Borgloon),
geren:
gi.ǝrǝ (L290p Panningen),
gērǝ (L164p Gennep, ...
L329p Roermond),
gīrǝ (L269p Blerick, ...
L267p Maasbree,
L270p Tegelen),
gīǝrǝ (Q111p Klimmen),
opgeren:
ǫp˲gīǝrǝ (L320a Ell),
rekken:
rękǝ (Q002p Hasselt),
scheel zetten:
šēl zętǝ (Q095p Maastricht),
uitgeren:
ūt˲gīǝrǝ (L328p Heel),
uitpennen:
ø̜̄tpɛnǝ (Q002p Hasselt)
|
Omdat een vat in het midden breder is dan aan de boven- en onderzijde, moeten de definitieve banden aan de benedenzijde ook breder worden gemaakt. De kuiper doet dit op het kuipersaambeeld met behulp van een geerhamer. Soms wordt ook een geermachine gebruikt. [N E, 43c]
II-12
|