26169 |
de goede stand hebben |
(de roede) hangt goed:
haŋt ˲gǫǝt (P051p Lummen),
(de roede) heeft goede spanning:
hiǝt ˲gōj spaneŋ (L289p Weert),
(de roede) is goed gevleugeld:
is˱ gōt ˲gǝvlø̄gǝlt (L316p Kaulille),
(de roede) staat goed:
stęjt ˲gōt (L321p Neeritter, ...
L318p Stramproy),
štęjt ˲gōt (L330p Herten),
(de roede) staat goed op de tempel:
stiǝt ˲gōt˱ ǫp ǝ tęmpǝl (L289p Weert),
(de roede) staat goed op de wind:
(de roede) staat goed op de wind (P051p Lummen, ...
K357p Paal),
(de roede) staat op snede:
stiǝt˱ ǫp sni.j (L289p Weert),
stęjt˱ ǫp snɛ (L292a Maxet)
|
De goede stand hebben, gezegd van een roede, wanneer deze nieuw is ingebracht. [N O, 7n]
II-3
|