31964 |
doldraaien |
dol zijn:
dǫl zin (L299p Reuver),
doof zijn:
dōf ˲ziǝ (Q121c Bleijerheide),
doordraaien:
dōrdrīǝ (Q018p Geulle),
duldraaien:
døldrɛjǝ (L421p Dilsen, ...
L328p Heel),
niet houden:
ni hāvǝ (K317p Leopoldsburg),
niet pakken:
net pakǝ (Q204a Mechelen),
ni pakǝ (Q083p Bilzen, ...
L163p Ottersum),
nēt pakǝ (L328p Heel, ...
L330p Herten,
L387p Posterholt,
L271p Venlo),
niet trekken:
ni trɛkǝ (K353p Tessenderlo),
zatdraaien:
zāt˲drɛjǝ (L421p Dilsen),
zotdraaien:
zǫt˲drǭjǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Gezegd van een schroef die doordraait in het hout zonder zich met de schroefdraad vast te hechten. Dit kan worden veroorzaakt door het feit dat de schroefdraad versleten is of omdat het schroefgat te wijd geworden is. [N 53, 153d]
II-12
|