18175 |
doordeweekse muts |
`s werkendaagse muts:
s werkendagse muts.
s werkədaxsəmøts (K317p Leopoldsburg),
daagse visitemuts:
Wit; Gedragen door de boerin; Winkelen, kerk in de week enz.; model wordt gemaakt [zie lm. daagse muts in WLD II.7, p. 140: visitemuts]
daagse visitemuts (L265p Meijel),
knipmuts:
knipmuts (L269p Blerick),
koof:
Koof.
kuəf (K318p Beverlo),
met:
meͅt (P222p Opheers),
cf. N25,031a / 032h / 033a / 034 / 035 / 039b
mɛt (P051p Lummen),
muts:
mutsj (Q039p Hoensbroek, ...
Q028p Jabeek),
məts (L368p Neeroeteren),
trouwmuts:
troͅumøts (K278p Lommel),
tulen muts:
WNT: sub tulen. Van tule (I) met het suffix van het sroff. bnnw. -en. Samenst. Tulenmuts, muts van tule. Van Dale: tulen, van tule: een tulen muts; tulen gordijnen.
tulemuts (L246p Horst),
voiletje (<fr.):
vōəlkə (L371p Ophoven),
weekmuts:
wiɛkmuts (P222p Opheers),
werkendaagse muts:
weͅrkədāgsə møͅts (L317p Bocholt),
wit mutsje:
wit mötske (L329p Roermond),
witte muts:
witte möts (L326p Grathem, ...
L322a Nunhem),
ən wĕtə muts (P176p Sint-Truiden),
witte muts (zonder toer):
Arme vrouwen droegen alleen een witte muts, zonder toör. Aan de toör kon men de rijkdom van de draagster afmeten, en de properheid! Niet zo propere vrouwen lieten de toör bijna niet wassen!
witte muts (zonger toör) (L266p Sevenum)
|
muts, witte ~ zonder poffer voor door de week, voor oudere en minder gegoede vrouwen ook voor s zondags {afb} [N 25 (1964)] || Welke mutsen maakte u? [N 61 (1973)]
III-1-3
|