e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaipin van een zware deur of poort ang: (Eys), deurpin: dø̄rpen (Leopoldsburg), dook: (mv)  dōkǝ (Meijel), draaiduim: drɛi̯dum (Tegelen), draaipegel: drɛi̯pēgǝl (Haelen), draaipen: drīǝpɛn (Hoensbroek), draaipin: drē̜ ̞pen (Meldert), grondtandel: grǫnttɛndǝl (Romershoven), har: ar (Rotem), har (Bocholt, ... ), hǭr (Eigenbilzen, ... ), harpin: (mv)  ārpenǝ (Eisden), harre: harǝ (Berg, ... ), hǭrǝ (Genk), harrepin: harǝpen (Grathem), hengsel: hɛŋsǝl (Beringen), (mv)  heŋsǝls (Lummen), ɛŋsǝls (Velm), her: hi̯ē̜ ̞r (Boekt Heikant), hē̜ ̞r (Hamont, ... ), hɛi̯r (Herk-de-Stad), hɛr (Stevensweert, ... ), hɛ̄r (Neerpelt), (mv)  hē̜ ̞i̯rǝn (Beringen), herre: hē̜ ̞rǝ (Halen), hɛrǝ (Maasniel, ... ), hieldraaier: hīldrɛi̯ǝr (Maaseik), ijzeren grondpin: ē̜ ̞zǝrǝ grontpin (Zelem), oog: ūx (Borlo, ... ), pan: pan (Borlo, ... ), pat: pat (Sint-Truiden), pin: pen (Rosmeer, ... ), pivot (fr.): pivu (Rothem), pivō (Eisden, ... ), pīvō (Maaseik), poorteloper: pǭrtǝlø̜i̯pǝr (Einighausen), scharnier: sxarnīr (Kwaadmechelen), šarnēr (Bemelen), scheer: šīr (Oirsbeek), šɛr (Maasmechelen), spar: (mv)  spārǝ (Nederstraat), spoor: spou̯ǝr (Lommel), spuǝr (Diepenbeek, ... ), spyr (Opglabbeek), spø̄ǝr (Kermt), spōr (Halen, ... ), spǫr (Neerharen), spǫu̯r (Borlo, ... ), spǫu̯ǝr (Tessenderlo), spǭr (Maasmechelen, ... ), (mv)  spōrǝ (Gennep), spōrǝn (Neerpelt, ... ), spūǝrǝ (Vliermaal), staande turen: štǭndǝ tūr (Haelen), taatspot: tātspǫt (Tegelen), teul: tø̜i̯ǝl (Beverst), teulder: tø̄ldǝr (Heer, ... ) Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.] I-6