20145 |
een blauwtje lopen |
afgezegd:
aafgezeed (L414p Houthalen),
afmaken:
aâfmaaken (L353p Eksel),
afvrijen:
aafvrijen (L353p Eksel),
blauwtje gelopen:
blauwtje gelopen (L300p Beesel, ...
L271p Venlo),
blauwtje lopen:
blewke lope (Q086p Eigenbilzen),
bot vangen:
bòt vangen (L353p Eksel),
dat meidje heeft hem de bons gegeven:
det medje heet um de bons gegeven (L290p Panningen),
dat meidje heeft het uit gemaakt:
det medje heet ’t oet gemakt (L290p Panningen),
de bons (krijgen):
den bóns (L265p Meijel),
de bons gekregen:
de bons gekregen (L267p Maasbree, ...
L293p Roggel),
de bons krijgen:
de bóns kri-jge (L360p Bree),
die had hem wandelen geschikt:
dei haat’m waandele gesjikt (Q200p s-Gravenvoeren),
die heeft daar ook nog een blauwe gelopen:
die het doa ok nog ’n blouwe geloupe (Q153p Gors-Opleeuw),
die heeft hem daar omgelopen:
die heeft hem daar omgelopen (L421p Dilsen),
die heeft het gekloot:
dae heeget gekloeedj (L288p Nederweert),
die zag hem komen:
vroeger
die zoug hum komme (L433p Nieuwstadt),
een blauw lopen:
’n blaw loüpe (Q193p Gronsveld),
een blauwe gelopen:
ne blooë geloepe (Q003p Genk),
nen blauwe geloepen (L265p Meijel),
een blauwe lopen:
#NAME?
ene blewwe lopen (Q086p Eigenbilzen),
een blauwe oplopen:
ənə blouwə(n) oploupə (L371a Geistingen),
een blauwe scheen gekregen:
eine blauwe sjeen gekregen (Q021p Geleen),
een blauwe scheen gelopen:
’n blow scheen geloape (P220p Mechelen-Bovelingen),
een blauwe scheen krijgen:
ən blauw sjeen krîegə (L371a Geistingen),
een blauwe scheen lopen:
’n blauwe scheen lopen (L353p Eksel),
sjêjn = scheen
en blàu sjêjn làupe (Q153p Gors-Opleeuw),
een blauwtje gelopen:
een blauwtje gelaupe (L269p Blerick),
hè heet ein blauwtje geloupen (L290p Panningen),
én bloawtje geloepen (L250p Arcen),
’n blawtje gelaupe (L270p Tegelen),
een blauwtje lopen:
’n bloutsje loupe (Q095p Maastricht),
een blauwtje opgelopen:
een blauwtje opgelopen (L371a Geistingen),
een blauwtje oplopen:
een blauwtje oplopen (L371a Geistingen),
een korfje gekregen:
verouderd
’n körfke gekrege (L270p Tegelen),
een paar blauwe schenen opgelopen:
’n paar blauwe schenen opgelopen (Q002p Hasselt),
er is tegen de lamp gelopen:
’r ès tege de laamp gelaope (Q188p Kanne),
hat der puns kregen:
hat d’r puns kreege (Q208p Vijlen),
hat een korf kregen:
hat ne kurref kreege (Q208p Vijlen),
heeft zijn bon gekregen:
heeft zijn bon gekregen (Q240p Lauw),
het afmaken:
het afmooke (K318p Beverlo),
het fortuin is uit:
ət fərtuun is ôêt (L245p Meterik),
het hat hem wandelen geschikt:
het haat’m waandele gesjikt (Q200p s-Gravenvoeren),
het heeft hem de zegen gegeven:
het meisje heeft hem de zegen gegeven; zoals de priester de zegen geeft aan het kerkvolk als ze weggaan
’t hat ’m d’r zinge gegêêve (Q196p Mheer),
het is af:
’t is af (P219p Jeuk, ...
K361p Zolder),
’t és ôôf (Q162p Tongeren),
het is af tussen die twee:
’t és ôôf tùssë diej twee (Q162p Tongeren),
het is afgeketst:
aafketsen
het is aafgeketst (L353p Eksel),
het is afgemaakt:
het is afgemaakt (K317a Kerkhoven),
het is gedaan:
het is gedaan (K317a Kerkhoven),
het is uit:
’t is ōēt (L353p Eksel),
het is uit tussen die twee:
het is oet tusjje die twieë (Q200p s-Gravenvoeren),
het is zwart:
’t is zwart (K317a Kerkhoven),
het uitmaken:
(het) oêtmaaken (L353p Eksel),
het oëtmaken (L368p Neeroeteren),
het was niet henneke van pas:
ook menneke
het wás nie henneke van pas (L353p Eksel),
het zag hem nog nit staan:
het zoog um nog neet staon (L271p Venlo),
hij had zich een blauwe gelopen:
(h)é (h)auw zich eine blauwe geloape(n) (L423p Stokkem),
hij heeft daar zijn erwten uit:
hij hit doo zen aêrten oêt (L353p Eksel),
hèè hèèt doa zi-jn erten ût (L360p Bree),
hij heeft de bons gekregen:
hae haet de bóns gekriege (L317p Bocholt),
heej hittə bóns chəkreegən (K278p Lommel),
hieje hedt de bons gekregen (Q075p Vliermaalroot),
hij heeft de bons gekregen (P120p Alken, ...
Q117a Waubach),
hij heeft een blauwe gelopen:
he het ’n blauwe gelaupe (Q166p Vechmaal),
hij heeft ene blauwe gelope (P188p Hoepertingen),
hij heeft ne blauwe gelopen (Q001p Zonhoven),
hij heeft een blauwe opgelopen:
hè hèèt eine blauwe opgeluipe (L360p Bree),
hij heeft een blauwe scheen gelopen:
hij heeft een blauwe scheen gelopen (Q071p Diepenbeek),
hij heeft een blauwtje gelopen:
hae haet ein blauwtje gelaupe (L271p Venlo),
hae haet ein blauwtje geloupe (L271p Venlo),
hij heeft een blauwtje gelopen (Q095p Maastricht),
hê het enne blôwe gelope (Q077p Hoeselt),
hij heeft een blauwtje opgelopen:
he hèèt e blewke opgeloape (Q086p Eigenbilzen),
hij heeft een bok geschoten:
hij heeft een bok geschoten (Q071p Diepenbeek),
hij heeft hem afgedaan:
hae haet ’m aafgedaon (Q021p Geleen),
hij heeft het uitgemaakt:
hae heet ’t oetgemaaktj (L369p Kinrooi),
hij heeft op een aas gekauwd:
aos"is het harde gedeelte in een stuk hout waar een tak is ontstaan
hae haet op eine aos gekowd (L298p Kessel),
hij heeft zich buts gelopen:
he heet zich böts geloupen (Q013p Uikhoven),
hij heeft zich daar een blauwe gelopen:
hee häet zich (dao) nə blauwe geloupe (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
hij heeft zich een blauw gelopen:
he heet zich een blauw geloopen (Q013p Uikhoven),
hij heeft zich een blauwtje gelopen:
e hat zich ë blauwtje geloope (Q196p Mheer),
hae haet ein blauwtje gloupe (L271p Venlo),
hae haet zich ei blawtje geloupe (L330p Herten (bij Roermond)),
hee het zich è blawtje geloape (Q096b Itteren),
hij heeft zijn bon gehad:
hê hèt zënë bon g’hat (Q077p Hoeselt),
hê hèt zënë bong g’hat (Q077p Hoeselt),
hij heeft zijn bon gekregen:
he heet ziene bong gekregen (Q013p Uikhoven),
hè hèèt zènne bóng gekrege (Q005p Zutendaal),
hê hèt zënë bóng gëkreegë (Q162p Tongeren),
hij heeft zijn erwten gekregen:
#NAME?
héé héét zĭĕn értə gəkrĭĕggə (L359p Beek (bij Bree)),
hij heeft zijn knie gestoten:
hên häs sien knie gestoeten (L250p Arcen),
hij heeft zijn opzeg gekregen:
scherts.
hie hee.t zènen ópzeg gekree.ge (K361p Zolder),
hij is afgewezen:
hei is afgewezen (L312p Neerpelt),
hij is boets gelopen:
hea is boets gelope (Q109p Hulsberg),
hij is daar op de koffie gekomen:
(h)é is doa op de koffie gekomme(n) (L423p Stokkem),
hij is van een kale reis thuisgekomen:
hij is van een kaal reis thuisgekomen (L364p Meeuwen),
hij kos er geen voet binnen krijgen:
hij kós ter ginne voet binne krieggen (L353p Eksel),
hij kreeg geen been aan de grond:
hei kreeg gei bein aan de grondj (Q032p Schinnen),
hij liep hard maar hij kwam er niet:
hij lüp hoard mer hij kwaamp er nie (L353p Eksel),
hij liep zich een blauwtje:
nu
hè leip zich ei blauwtje (L433p Nieuwstadt),
iemand door zijn kuil rijden:
iemmed door zen kuuël rijen (L353p Eksel),
iemand onder zijn duiven schieten:
iemmed onder zen doûve schietten (L353p Eksel),
iemands lief afpakken:
iemands lief afpakken (L353p Eksel),
kous op de kop:
kous op de kop (L266p Sevenum),
laten zitten:
loate zitte(n) (Q012p Rekem),
niet kunnen krijgen:
nie kunne krieggen (L353p Eksel),
op zijn boom rijden:
lett. op zijn zitvlak rijden
op zunne boom rieje (L318b Tungelroy),
tegen de lamp gelopen:
tegen de lamp gelopen (L414p Houthalen),
ze hebben hem tegen zijn schenen gestampt:
ze hebben hm tiegen zien chiene gestampt (L360p Bree),
ze heeft er afgedankt:
se hééj ter afgedank (P227p Vorsen),
ze heeft hem afgedankt:
ze hee.t hum aafgedánkt (K361p Zolder),
ze heeft hem er vandoor geschikt:
ze het heum te van door geschik (P220p Mechelen-Bovelingen),
ze heeft hem laten staan:
ze hèèt hem loate stoan (L360p Bree),
zij het hum loate staan (Q153p Gors-Opleeuw),
ze heeft hem laten zitten:
ze heeft hem laten zitten (L364p Meeuwen),
ze hèèt ’m laote zitte (Q188p Kanne),
ze heeft hem wandelen geschikt:
ze het heum waandele geschik (P220p Mechelen-Bovelingen),
ze heeft hem wandelen gestuurd:
ze hee.t hum wa.ndele gestuurd (K361p Zolder),
ze heeft het afgemaakt:
ze hej het afgemôkt (P219p Jeuk),
ze het het oafgemak (Q078p Wellen),
ze hèt het ōāfgemŏak (Q077p Hoeselt),
zë hèt ’t ôôf gëmok (Q162p Tongeren),
zə hit ət aofchəmaokt (Q003p Genk),
ze wou hem niet:
vroeger
ze wol hum neit (L433p Nieuwstadt),
ze zag hem niet staan:
vroeger
ze zoug hum neit sjtaon (L433p Nieuwstadt),
zich een plaat tikken:
zich ’n plaat tieke (Q191p Cadier),
zich een roetsen:
zich èène roetse (Q191p Cadier),
zij heeft het uitgemaakt:
ziej heet ’t oetgemaaktj (L369p Kinrooi),
zijn cong krijgen:
zenne congé krijge (Q078p Wellen),
zijn dooppapieren krijgen:
zen doppepieren krijge (Q078p Wellen),
zijn lichtje brandde daar niet:
ze liechteke brande doo nie (L353p Eksel),
zijn portemonnee was te dun:
zènne portemenee wás te dun (L353p Eksel)
|
Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking [N 115 (2003)] || Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? [N 115 (2003)] || een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)] || een blauwtje lopen
III-2-2
|