e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een blauwtje lopen afgezegd: aafgezeed (Houthalen), afmaken: aâfmaaken (Eksel), afvrijen: aafvrijen (Eksel), blauwtje gelopen: blauwtje gelopen (Beesel, ... ), blauwtje lopen: blewke lope (Eigenbilzen), bot vangen: bòt vangen (Eksel), dat meidje heeft hem de bons gegeven: det medje heet um de bons gegeven (Panningen), dat meidje heeft het uit gemaakt: det medje heet ’t oet gemakt (Panningen), de bons (krijgen): den bóns (Meijel), de bons gekregen: de bons gekregen (Maasbree, ... ), de bons krijgen: de bóns kri-jge (Bree), die had hem wandelen geschikt: dei haat’m waandele gesjikt (s-Gravenvoeren), die heeft daar ook nog een blauwe gelopen: die het doa ok nog ’n blouwe geloupe (Gors-Opleeuw), die heeft hem daar omgelopen: die heeft hem daar omgelopen (Dilsen), die heeft het gekloot: dae heeget gekloeedj (Nederweert), die zag hem komen: vroeger  die zoug hum komme (Nieuwstadt), een blauw lopen: ’n blaw loüpe (Gronsveld), een blauwe gelopen: ne blooë geloepe (Genk), nen blauwe geloepen (Meijel), een blauwe lopen: #NAME?  ene blewwe lopen (Eigenbilzen), een blauwe oplopen: ənə blouwə(n) oploupə (Geistingen), een blauwe scheen gekregen: eine blauwe sjeen gekregen (Geleen), een blauwe scheen gelopen: ’n blow scheen geloape (Mechelen-Bovelingen), een blauwe scheen krijgen: ən blauw sjeen krîegə (Geistingen), een blauwe scheen lopen: ’n blauwe scheen lopen (Eksel), sjêjn = scheen  en blàu sjêjn làupe (Gors-Opleeuw), een blauwtje gelopen: een blauwtje gelaupe (Blerick), hè heet ein blauwtje geloupen (Panningen), én bloawtje geloepen (Arcen), ’n blawtje gelaupe (Tegelen), een blauwtje lopen: ’n bloutsje loupe (Maastricht), een blauwtje opgelopen: een blauwtje opgelopen (Geistingen), een blauwtje oplopen: een blauwtje oplopen (Geistingen), een korfje gekregen: verouderd  ’n körfke gekrege (Tegelen), een paar blauwe schenen opgelopen: ’n paar blauwe schenen opgelopen (Hasselt), er is tegen de lamp gelopen: ’r ès tege de laamp gelaope (Kanne), hat der puns kregen: hat d’r puns kreege (Vijlen), hat een korf kregen: hat ne kurref kreege (Vijlen), heeft zijn bon gekregen: heeft zijn bon gekregen (Lauw), het afmaken: het afmooke (Beverlo), het fortuin is uit: ət fərtuun is ôêt (Meterik), het hat hem wandelen geschikt: het haat’m waandele gesjikt (s-Gravenvoeren), het heeft hem de zegen gegeven: het meisje heeft hem de zegen gegeven; zoals de priester de zegen geeft aan het kerkvolk als ze weggaan  ’t hat ’m d’r zinge gegêêve (Mheer), het is af: ’t is af (Jeuk, ... ), ’t és ôôf (Tongeren), het is af tussen die twee: ’t és ôôf tùssë diej twee (Tongeren), het is afgeketst: aafketsen  het is aafgeketst (Eksel), het is afgemaakt: het is afgemaakt (Kerkhoven), het is gedaan: het is gedaan (Kerkhoven), het is uit: ’t is ōēt (Eksel), het is uit tussen die twee: het is oet tusjje die twieë (s-Gravenvoeren), het is zwart: ’t is zwart (Kerkhoven), het uitmaken: (het) oêtmaaken (Eksel), het oëtmaken (Neeroeteren), het was niet henneke van pas: ook menneke  het wás nie henneke van pas (Eksel), het zag hem nog nit staan: het zoog um nog neet staon (Venlo), hij had zich een blauwe gelopen: (h)é (h)auw zich eine blauwe geloape(n) (Stokkem), hij heeft daar zijn erwten uit: hij hit doo zen aêrten oêt (Eksel), hèè hèèt doa zi-jn erten ût (Bree), hij heeft de bons gekregen: hae haet de bóns gekriege (Bocholt), heej hittə bóns chəkreegən (Lommel), hieje hedt de bons gekregen (Vliermaalroot), hij heeft de bons gekregen (Alken, ... ), hij heeft een blauwe gelopen: he het ’n blauwe gelaupe (Vechmaal), hij heeft ene blauwe gelope (Hoepertingen), hij heeft ne blauwe gelopen (Zonhoven), hij heeft een blauwe opgelopen: hè hèèt eine blauwe opgeluipe (Bree), hij heeft een blauwe scheen gelopen: hij heeft een blauwe scheen gelopen (Diepenbeek), hij heeft een blauwtje gelopen: hae haet ein blauwtje gelaupe (Venlo), hae haet ein blauwtje geloupe (Venlo), hij heeft een blauwtje gelopen (Maastricht), hê het enne blôwe gelope (Hoeselt), hij heeft een blauwtje opgelopen: he hèèt e blewke opgeloape (Eigenbilzen), hij heeft een bok geschoten: hij heeft een bok geschoten (Diepenbeek), hij heeft hem afgedaan: hae haet ’m aafgedaon (Geleen), hij heeft het uitgemaakt: hae heet ’t oetgemaaktj (Kinrooi), hij heeft op een aas gekauwd: aos"is het harde gedeelte in een stuk hout waar een tak is ontstaan  hae haet op eine aos gekowd (Kessel), hij heeft zich buts gelopen: he heet zich böts geloupen (Uikhoven), hij heeft zich daar een blauwe gelopen: hee häet zich (dao) nə blauwe geloupe (Mechelen-aan-de-Maas), hij heeft zich een blauw gelopen: he heet zich een blauw geloopen (Uikhoven), hij heeft zich een blauwtje gelopen: e hat zich ë blauwtje geloope (Mheer), hae haet ein blauwtje gloupe (Venlo), hae haet zich ei blawtje geloupe (Herten (bij Roermond)), hee het zich è blawtje geloape (Itteren), hij heeft zijn bon gehad: hê hèt zënë bon g’hat (Hoeselt), hê hèt zënë bong g’hat (Hoeselt), hij heeft zijn bon gekregen: he heet ziene bong gekregen (Uikhoven), hè hèèt zènne bóng gekrege (Zutendaal), hê hèt zënë bóng gëkreegë (Tongeren), hij heeft zijn erwten gekregen: #NAME?  héé héét zĭĕn értə gəkrĭĕggə (Beek (bij Bree)), hij heeft zijn knie gestoten: hên häs sien knie gestoeten (Arcen), hij heeft zijn opzeg gekregen: scherts.  hie hee.t zènen ópzeg gekree.ge (Zolder), hij is afgewezen: hei is afgewezen (Neerpelt), hij is boets gelopen: hea is boets gelope (Hulsberg), hij is daar op de koffie gekomen: (h)é is doa op de koffie gekomme(n) (Stokkem), hij is van een kale reis thuisgekomen: hij is van een kaal reis thuisgekomen (Meeuwen), hij kos er geen voet binnen krijgen: hij kós ter ginne voet binne krieggen (Eksel), hij kreeg geen been aan de grond: hei kreeg gei bein aan de grondj (Schinnen), hij liep hard maar hij kwam er niet: hij lüp hoard mer hij kwaamp er nie (Eksel), hij liep zich een blauwtje: nu  hè leip zich ei blauwtje (Nieuwstadt), iemand door zijn kuil rijden: iemmed door zen kuuël rijen (Eksel), iemand onder zijn duiven schieten: iemmed onder zen doûve schietten (Eksel), iemands lief afpakken: iemands lief afpakken (Eksel), kous op de kop: kous op de kop (Sevenum), laten zitten: loate zitte(n) (Rekem), niet kunnen krijgen: nie kunne krieggen (Eksel), op zijn boom rijden: lett. op zijn zitvlak rijden  op zunne boom rieje (Tungelroy), tegen de lamp gelopen: tegen de lamp gelopen (Houthalen), ze hebben hem tegen zijn schenen gestampt: ze hebben hm tiegen zien chiene gestampt (Bree), ze heeft er afgedankt: se hééj ter afgedank (Vorsen), ze heeft hem afgedankt: ze hee.t hum aafgedánkt (Zolder), ze heeft hem er vandoor geschikt: ze het heum te van door geschik (Mechelen-Bovelingen), ze heeft hem laten staan: ze hèèt hem loate stoan (Bree), zij het hum loate staan (Gors-Opleeuw), ze heeft hem laten zitten: ze heeft hem laten zitten (Meeuwen), ze hèèt ’m laote zitte (Kanne), ze heeft hem wandelen geschikt: ze het heum waandele geschik (Mechelen-Bovelingen), ze heeft hem wandelen gestuurd: ze hee.t hum wa.ndele gestuurd (Zolder), ze heeft het afgemaakt: ze hej het afgemôkt (Jeuk), ze het het oafgemak (Wellen), ze hèt het ōāfgemŏak (Hoeselt), zë hèt ’t ôôf gëmok (Tongeren), zə hit ət aofchəmaokt (Genk), ze wou hem niet: vroeger  ze wol hum neit (Nieuwstadt), ze zag hem niet staan: vroeger  ze zoug hum neit sjtaon (Nieuwstadt), zich een plaat tikken: zich ’n plaat tieke (Cadier), zich een roetsen: zich èène roetse (Cadier), zij heeft het uitgemaakt: ziej heet ’t oetgemaaktj (Kinrooi), zijn cong krijgen: zenne congé krijge (Wellen), zijn dooppapieren krijgen: zen doppepieren krijge (Wellen), zijn lichtje brandde daar niet: ze liechteke brande doo nie (Eksel), zijn portemonnee was te dun: zènne portemenee wás te dun (Eksel) Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking [N 115 (2003)] || Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? [N 115 (2003)] || een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)] || een blauwtje lopen III-2-2