32734 |
eindvoor in het midden |
belk:
bę.lǝk (Q081a Heesveld-Eik),
belkvoor:
bę.lǝk˲vōr (Q098p Schimmert),
dam:
dǝm (K353p Tessenderlo),
del:
dęl (P192p Voort, ...
Q172p Vroenhoven),
dɛl (Q175p Riemst),
diepe middenvoor:
dipǝ midǝ[voor] (Q169p Membruggen),
dēpǝ medǝ[voor] (L429a Berg),
diepe voor:
dipǝ vōr (L414p Houthalen),
diepe voord:
dipǝ vōrt (L312p Neerpelt),
dubbele reen:
dubbele reen (Q036p Nuth),
graaf:
grāf (Q011p Boorsem, ...
L331b Boukoul,
L331p Swalmen),
grondvoor:
grǫnt˲vōr (Q002c Bokrijk),
hazeloopgraaf:
hāzǝlōp˲grāf (Q097p Ulestraten),
helftvoor:
hęlǝf˲vǭr (L322p Haelen),
holvoor:
guǝ.l[voor] (Q242p Diets-Heur),
gūǝ.l[voor] (Q241p Rutten),
hoǝ.l[voor] (P220p Mechelen-Bovelingen),
hoǝ.lj[voor] (P195p Gutschoven),
hoǝl[voor] (P222p Opheers),
hu ̞ǝ.l[voor] (Q164p Heks, ...
Q166p Vechmaal),
hu ̞ǝl[voor] (Q159p Broekom),
huǝ.l[voor] (P197p Heers, ...
Q162p Tongeren),
huǝl[voor] (Q153p Gors-Opleeuw, ...
Q165p Hopmaal),
hu̯ǭl[voor] (Q162p Tongeren),
hōǝ.l[voor] (P223p Rukkelingen-Loon),
hő̄l[voor] (P224p Boekhout),
hǫ.lj[voor] (Q167p Koninksem, ...
Q161p Piringen),
hǫu̯l[voor] (P179p Aalst, ...
P218p Borlo,
P182p Buvingen,
P173p Halmaal,
P219p Jeuk,
P180p Kerkom,
P174p Velm),
hǭl[voor] (Q027p Doenrade, ...
Q117p Nieuwenhagen,
Q033p Oirsbeek),
ǫu̯l[voor] (P175p Gingelom),
kam:
ka.mp (Q071p Diepenbeek),
kliefvoor:
klī.f˲vōu̯ǝr (Q073p Wimmertingen),
kuil:
kūl (Q019p Beek),
laagte:
liɛgdǝ (Q168a Rijkhoven),
lēgdǝ (Q002p Hasselt),
lok:
ǭk (Q117p Nieuwenhagen),
middelpunt:
medǝlpønt (Q014p Urmond),
middelste voor:
medǝlstǝ [voor] (L289a Hushoven, ...
Q074p Kortessem,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek),
middelvoor:
medǝl[voor] (L164p Gennep, ...
L322p Haelen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L192a Siebengewald,
L423p Stokkem,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
midden:
medǝn (K278p Lommel),
middenvoor:
medǝ(n) [voor] (K278p Lommel),
medǝ[voor] (L282p Achel, ...
L192b Aijen,
L417p As,
L324p Baexem,
L192p Bergen,
Q121c Bleijerheide,
Q035p Brunssum,
L426p Buchten,
L322p Haelen,
L286p Hamont,
L426z Holtum,
L246p Horst,
L211p Leunen,
L424p Meeswijk,
L209p Merselo,
L321p Neeritter,
L368p Neeroeteren,
L216p Oirlo,
Q033p Oirsbeek,
K315p Oostham,
L163p Ottersum,
L290p Panningen
[(men liet deze ter plaatse niet open liggen)]
,
Q111q Ransdaal,
Q116p Simpelveld,
L270p Tegelen,
K353p Tessenderlo,
L268p Velden,
Q117a Waubach),
middenvoord:
medǝ(n)vōrt (L314p Overpelt),
moedervoor:
moi̯ǝrvǫu̯r (P115p Duras),
omslag:
omšlāx (L322p Haelen),
open voor:
ō ̞ǝpǝ [voor] (Q117a Waubach),
ǭpǝ [voor] (Q088p Lanaken, ...
L331p Swalmen),
pandvoor:
pant˲vø̄r (Q002p Hasselt),
pijpvoor:
pę̄.p˲[voor] (P055p Kermt, ...
P058p Stevoort),
pę̄ǝ.p˲[voor] (P177p Zepperen),
sluit:
slø̜i̯t (Q157a Overrepen),
slūt (Q198b Oost-Maarland),
sluitsvoor:
slū.ts˲vǭr (Q091p Veldwezelt),
slūs˲vǭr (Q188p Kanne),
sluitvoor:
slāt˲vǫu̯r (P227p Vorsen),
stokvoor:
stǫk˲vǭr (Q198b Oost-Maarland),
štǫk˲vǭr (Q191p Cadier, ...
Q193p Gronsveld,
Q192p Margraten),
stopvoor:
štǫp˲vǭr (Q192p Margraten),
uitgaande voor:
yt˲gó̜ndǝ vōr (L209p Merselo),
vaarreen:
vārręi̯n (Q009p Maasmechelen),
vaneenslag:
vanęi̯nšlāx (Q098p Schimmert, ...
Q101p Valkenburg),
voor:
[voor] (L282p Achel, ...
L244c America,
L324p Baexem,
L429a Berg,
Q072p Beverst,
L360p Bree,
L426p Buchten,
Q153p Gors-Opleeuw,
L322p Haelen,
Q187a Heugem,
L426z Holtum,
L414p Houthalen,
L369p Kinrooi,
Q111p Klimmen,
Q074p Kortessem,
K314p Kwaadmechelen,
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
K317p Leopoldsburg,
K278p Lommel,
L332p Maasniel,
Q204a Mechelen,
L364p Meeuwen,
L383p Melick,
Q082p Munsterbilzen,
L368p Neeroeteren,
Q033p Oirsbeek,
L416p Opglabbeek,
Q001a Oud-Winterslag,
P107a Rummen,
P176p Sint-Truiden,
L432p Susteren,
Q112z Ten Esschen,
K353p Tessenderlo,
Q162p Tongeren,
Q117a Waubach,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler,
P044p Zelem,
Q001p Zonhoven,
Q005p Zutendaal),
voor in de midden:
vǭr en dǝ medǝ (L294p Neer),
zoe/zouw:
zux (K317p Leopoldsburg),
ző̜u̯ (P053p Berbroek),
zǫu̯ (Q003p Genk, ...
Q002a Godschei),
zonk:
zo.ŋk (L286p Hamont),
zoŋk (K315p Oostham)
|
De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|