31121 |
geen stand hebben |
geen goed stand hebben:
gęnǝ gujǝ stant hębǝ (L265p Meijel),
geen stand hebben:
(de schoen) hęt ginǝ stant (L267p Maasbree),
niet in de goede stand staan:
(de schoen) ste ni en dǝ gujǝ stant (L163a Milsbeek),
op niks trekken:
op niks trekken (K278p Lommel),
scheef zijn:
(de schoen) es šę̄f (Q253p Montzen),
slechte stand hebben:
slechte stand hebben (L421p Dilsen)
|
De uitdrukking waarmee men aangeeft dat een schoen er niet goed uitziet, dat hij geen stand heeft. [N 60, 225b]
II-10
|