e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gek persoon charles: sjaarel (Sint-Truiden), charlouis: sjarlewie (Sint-Truiden), clown: (in gunstige zin).  kloon (As), dwaas: dwa͂s (een dwaze) (Zonhoven), zelden gebruikt  ənən dwaowəs (gek) (Heers), dwaze: wa ne dwaoze (Paal), flabbes: flabbes (Bree), flabbes (zn.) (Altweert, ... ), flabbus (Vlodrop), flabbinus: flabbienus (Kerkrade), flap: een flap (Venlo), flap (Bree, ... ), flap (zn.) (Altweert, ... ), flàp (Heerlen), flapdrol: flapdrol (Gennep), flares: cf. RhWb. II, kol. 560, s.v. "Flares": "Geck, läppischer Kerl (wer auffällig gekleidet ist u. sich auffällig benimmt)  flares (Swalmen), flaris (Ell), flarus (Venlo), flauw mens: flôwe minsch (Wellen), flujas: Flujas is (naast een dwaas persoon) volgens de legende de stichter van Venlo"(zie Venlo Wb. p. 128)  flujas (Venlo), gadenpaap: gaajepaap (zn.) (Altweert, ... ), mar.: paap is van katholiek: paaps  gaajepaap (zn.) (Boeket/Heisterstraat), geelis: geelis (zn.) (Altweerterheide, ... ), cf. De Weertlandse dialecten p. 106 s.v. "geelis"= keel, gek: In ziene geelis schödde = in zijn keel gieten  geelis (zn.) (Boeket/Heisterstraat), of: gilles?  geelis (zn.) (Altweert), gek: eine gek (Hoensbroek, ... ), ĕnné gēk (Schimmert), gek (Roermond, ... ), gék (Niel-bij-St.-Truiden), gêk (Tongeren), ⁄ne gek (Heythuysen, ... ), gekke jan: gekke jen (Herten (bij Roermond)), halve gare: halve gare (Venray), hòve gare (Schaesberg), halve gek: haavə gek (Vlijtingen), hoave jek (Vaals), idioot: idioot (Caberg, ... ), ĭĕdĭĕjoot (Maastricht), krankzinnige: krankzinnige (Meijel), kwast: kwast (Ospel), kwastelorum: kwastelorum (Venlo), niksnut: niksnit (As), onnozele: n onoozele (Sint-Truiden), prengel: prengəl (Kapel-in-t-Zand), quatsch-kop (< du.): kwatsjkop (Wijlre), zwakzinnige: zwakzinnige (Meijel) dwaas persoon || dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)] || een dwaas, gek || een gek || ene gek || gek || gek (zn.) || gek, dwaas (zn.) || gek, halve gare || iemand die werkelijk niet goed wijs is || komiek, zot dwaas || komiek, zot, dwaas || onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)] III-1-4