33111 |
geselblok |
bok:
bok (L360p Bree, ...
L370p Kessenich),
ezel:
ēzǝl (L286p Hamont, ...
Q002p Hasselt,
L422p Lanklaar,
P176p Sint-Truiden,
K353p Tessenderlo),
gesel:
gęi̯sǝl (Q111q Ransdaal),
geselblok:
gęi̯sǝlblǫk (L289b Leuken),
haspel:
haspel (L330p Herten),
klopezel:
klopezel (Q009p Maasmechelen),
paard:
paard (Q095p Maastricht),
schoofreek:
šǫu̯frēk (Q100p Houthem, ...
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg),
slagblok:
slagblok (L355p Peer)
|
Doorgaans werd voor het grof dorsen een ladder of iets dergelijks gebruikt. Soms construeerde men speciaal voor het grof dorsen een apartstuk gereedschap. In dit lemma staan de enkele benamingen daarvan bijeen. Bij de opgaven haspel en schoofreek werd door de zegsman een tekening toegevoegd, die hier wordt overgenomen (afbeelding 9, a en b). Bij zijn tekening noteert de zegsman van L 330 nog: "Een haspel is een houten rol, van een boomstam gemaakt, die draaide rond een as waarvan de uiteinden in een opvouwbare houten schraag waren gestoken. In de rol waren spijkers zonder kop geslagen die 3 à 4 cm uitstaken. Als met een ''schob graan'' hierop geslagen werd, begon de rol te draaien en werden zowel graankorrels als kortstro verwijderd. Men hield dan een ''sjauf sjtreu'' over: lang en glad stro dat men gebruikte voor het maken van dakpanpoppen." [N 14, 15c; JG 1d]
I-4
|