e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gewricht elleboog en knie: ellebōeg en knee (Zutendaal), elləboog en knie (Eigenbilzen), ɛlləboch ɛn knī (Neerglabbeek), ɛlləbog + knij (Zichen-Zussen-Bolder), armen: elleboag  / (Neeroeteren), armen: ellebokken  / (Riksingen), armen: elleboog  / (Linde, ... ), armen: ellebou  / (Werm), gewricht van onderarm met bovenarm: ellebouw  / (Vliermaalroot), gelenk (du.): e jelenk (Bocholtz), e jelénk (Kerkrade), gelenk (Brunssum, ... ), gelĕnk (Eys), gelink (Brunssum), gəleͅmp (Eupen), jelènk (Kelmis), jəleͅ.ŋk (Moresnet), gelid: gəljēͅt (Val-Meer), u gelieëd (Weert), Mv: gelieej = gelederen.  gelieed (Schinveld), geweek: geweek (Leuken), gewēke (Susteren), gəwēk (Molenbeersel), gewelf: gewelf (Zichen-Zussen-Bolder), gewerf: e gewerf (Klimmen), e gewérf (Oost-Maarland), e jewerf (Gemmenich), gewaerf (Ottersum), gewe.rf (Boukoul), gewerf (Asenray/Maalbroek, ... ), gewerfte (Bilzen), gewerv (Nunhem), gewerv, gewerve (Heerlen), gewerve (Baarlo, ... ), gewērf (Eijsden), gewēͅrf (Gelieren/Bret), gewĕrefte van n litmôt (Veldwezelt), gewĕrf (Guttecoven, ... ), gewèref (Montzen), gewèrf, gewerve (Oost-Maarland), gewérf (Neerbeek), gewörf (Sevenum), gəwāērəf (Rekem), gəweͅrf (Mechelen-aan-de-Maas), gəweͅrəf (Lanaken, ... ), t gewèrref (Klimmen), yəweͅ.r (Eupen), yəweͅ.r.əf (Montzen), ə gewèèrf (Mheer), Mv. (naast gevrichte).  gewerve (Oirsbeek), gewervel: gewervel (Baexem, ... ), gewiervel (Blerick), gewerver: gewerver (Boorsem, ... ), yəweͅ.r.əvər (Eupen), gewreef: e gevreef (Urmond), gewref (Grote-Brogel), gewrief (Broekhuizen), gewräf (Buggenum), gewricht: (gewricht ?) (Elen), (gewricht) (Puth), chəvrech (Rekem), chəvreiich (Gutshoven), e gevrich (Tongeren), e gevriech (Gronsveld, ... ), e gevrieg (Oost-Maarland), e gewrich (Vrusschemig), e gewricht (Mechelen-aan-de-Maas), e gewriX (Tongeren), ee gevrich (Rimburg), ei gewrich (Heerlerheide), gefricht (Heusden), geverg (Hasselt), gevreech (Lottum), gevreecht (Helden/Everlo, ... ), gevreegt (Mheer), gevreich (Wellen), gevrext (Hamont, ... ), gevrēēg (Arcen), gevrĕĕcht (Blitterswijck), gevrich (Amby, ... ), gevriche (Bingelrade), gevricht (Afferden, ... ), gevricht(e) (Nederweert), gevrichte (Baarlo, ... ), gevrichten (Linde, ... ), gevriech (Maastricht, ... ), gevrieg (Puth, ... ), gevrig (Bilzen, ... ), gevrigt (Veldwezelt), gevrigter (Nieuwenhagen), gevroeög (Heers), gevrîech (Kortessem), gevrïcht (Kessenich), gewrech (Rosmeer), gewrecht (Kwaadmechelen), gewreecht (Weert), gewreegt (Meerlo), gewreeəcht (Sevenum), gewri:cht (Sint-Huibrechts-Lille), gewrich (Blerick, ... ), gewricht (Afferden, ... ), gewrichte (Blerick, ... ), gewrichten (Sint-Huibrechts-Lille), gewrichter (Roermond, ... ), gewriech (Maastricht, ... ), gewrig (Blerick, ... ), gewrīcht (Diepenbeek), gewrèchten (Mopertingen), gövricht (Oostham), gəvrech (Zutendaal), gəvrecht (Beverlo, ... ), gəvreg (Sint-Huibrechts-Hern), gəvrex (Beverst, ... ), gəvrext (Achel, ... ), gəvrextə (Zelem), gəvreͅch (Maastricht), gəvreͅcht (Neerpelt), gəvrich (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), gəvricht (Beringen, ... ), gəvricht(ə) (Paal), gəvrichtə (Mechelen-aan-de-Maas), gəvrig (Lanaken), gəvrijg (Wellen), gəvrix (Hasselt, ... ), gəvrixt (Gingelom, ... ), gəwrecht (Lommel), gəwrechtən (Lommel), gəwrext (Houthalen), gəwricht (Tessenderlo), kniêkgewrig (Bilzen), n gevricht (Schaesberg), Yəvrext (Genk), yəvrich (Martenslinde), ə gavRich (Heerlerheide), ə gəwrecht (Lommel), de pols en den aelebo:ch  gəvrecht (Hamont), kinnebak = geschieer  gëvrig (Lanklaar), Soms  gewricht (Nieuwerkerken), Tegenwoordig wordt dit woord misschien nog meer gebruikt.  gewrichte (Tegelen), har: Mv. harn.  hāər (Koersel), knokkel: knoeakel (Montzen), knokel (Peer), knook: enne knaok (Voerendaal), knīkel (Gruitrode), knook (Achel, ... ), knouk (Gingelom), knōk (Neerpelt), knyjək (Hoepertingen), knøjək (Voort), koot: koot (Ulbeek), lid: leet (Beverst, ... ), lēd (Herk-de-Stad), lēəd (Schulen), liet (Martenslinde), vingerleed (Bocholt), i.e. de leden; meest gebruikt  de lee (Nieuwerkerken), pees: pees (Hoeselt), rotel: rotel (Vreren), scharnier: scharnier (Eksel), scharnieren (Hechtel), scharnir (Tessenderlo), sjarnere (Roermond), šərnir (Tongeren), schrankel: schrankel ? (Beverst), vergaring: vergering (Mielen-boven-Aalst), vouwen: də vā van də bein ən d ɛrm (Borgloon), vaən (Zonhoven), wervel: (wirvel) (Echt/Gebroek), unne wervel (Sint-Pieter), wairvels (Linde), wervel (Neeritter, ... ), wirvel (Sittard), werven: [sic]  weͅrəvə (Zonhoven), wreef: de wrief (Kerkrade) een gewricht (draaipunt in beenderstelsel) [N 10 (1961)] || Gelenk, gewricht [ZND m] || gewricht [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m] || gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)] III-1-1