e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieter bloemenspruit: Hool de blommespruit, ich moot de blómme water geve  blommespruit (Maastricht), blustuit: bløstø̄t (Gulpen), broes: proes (Einighausen, ... ), broeser: broeser (Sevenum), broesgieter: broesgieter (Herten (bij Roermond)), gieter: geeter (Blerick, ... ), gei̯tər (Hasselt, ... ), geter (Helden/Everlo, ... ), gēēter (Thorn), gētər (As, ... ), gi jter (Montfort), gieter (\'s-Herenelderen, ... ), gijtǝr (Lommel), gisser (Simpelveld), gitər (Beverlo, ... ), giǝtǝr (Houthalen), giʔǝr (Tessenderlo), gīēter (Afferden, ... ), gīētər (Meijel, ... ), gītter (Panningen), gītər (Beringen, ... ), gī̄tǝr (Ottersum), gèter (Mheer), gē(ǝ)tǝr (Meeuwen), gē.tǝr (Opglabbeek), gētǝr (Blerick, ... ), gęjtǝr (Sittard), gījtǝr (Paal), gītǝr (Diepenbeek, ... ), gɛi̯tər (Paal), (sproes).  geeter (Broeksittard), Enne smale gi‰ter: een iel persoon \'r ützi‰n, of ge uut enne gi‰ter gedroonke het: er mottig uitzien  giēter (Castenray, ... ), Verklw. geterke  geter (Heerlen, ... ), gietkan: geetkan (Ten-Esschen/Weustenrade), jeskan (Bleijerheide, ... ), jīsk ̇an (Vaals), grems: grems (Heerlen, ... ), pruits: preutš (Brunssum), prø&#x0304tš (Bleijerheide, ... ), spring: sprenk (Rimburg), sproes: šprūs (Sittard), sproets: špruǝts (Munstergeleen), spruis: sjproes (Guttecoven, ... ), sprøš (Stein), šprø&#x0304š (Welkenraedt), šprø̜js (Beek, ... ), Verklw. sjpruuske  sjproes (Sittard), spruit: schpruit (Rothem), sjpruit (Buchten, ... ), sprēͅət (Rosmeer, ... ), sproͅ.u̯t (Opgrimbie, ... ), spruit (Amby, ... ), sprøjt (Rekem), sprø̜jt (Gronsveld, ... ), sprø͂ͅi̯t (Maastricht, ... ), sprøͅi̯t (Amby, ... ), šprø͂ͅt (\'s-Gravenvoeren, ... ), šprø̄t (Eijsden, ... ), šprø̜jt (Beek, ... ), Verklw. sjpreutje  sjpreut (Heerlen), spruiter: šprøtər (Vaals), spruitkop: sjpruitkop (Rothem), spruits: schpreuts (Heerlen), schpreutsch (Oirsbeek), schpruits (Schimmert, ... ), schprūīts (Heer), sjpreuts (Eys, ... ), sjpreutsj (Schinveld), sjpreūts (Ten-Esschen/Weustenrade), sjproets (Geleen, ... ), sjpruits (Berg-en-Terblijt, ... ), sjpruitsch (Epen), sjpruitse (Susteren), sjpruitsj (Schinnen), spreutsch (Schaesberg), sproets (Lutterade), spruits (Grevenbicht/Papenhoven), spruitsch (Bingelrade), spruitsj (Dieteren), sprø͂ͅi̯ts (Lanklaar), sprøͅi̯ts (Lanklaar, ... ), šprø&#x0304š (Welkenraedt), šprø&#x0304ts (Bleijerheide, ... ), šprøͅts (Montzen, ... ), šprøͅtš (Montzen, ... ), šprø̄ts (Eys, ... ), šprø̜jts (Klimmen), spuit: schpuit (Belfeld), sjpuit (Asenray/Maalbroek, ... ), spee.t (Hasselt, ... ), speuit (Swalmen), spēt (Bilzen, ... ), spēət (\'s-Herenelderen, ... ), spēͅt (Martenslinde, ... ), spuit (Beesel, ... ), spø&#x0304i̯t (Gelinden, ... ), spø&#x0304t (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), spøjǝt (Alken), spøt (Riksingen, ... ), spø̄t (Hoeselt, ... ), spø̜jt (Bevingen, ... ), spø͂ͅt (Bommershoven, ... ), spøͅi̯t (Kinrooi, ... ), spøͅi̯ət (Hoepertingen, ... ), spøͅt (Kortessem), spøͅət (Heers), spùyt (Tongeren), spējt (Beverst), spēt (Beverst, ... ), špø̜j.t (Tegelen), špø̜jt (Dieteren), particuliere tuin  sprójt (Lanaken), spuiter: spø̄tǝr (Zonhoven), wasspruits: wai̯ššprutš (Welkenraedt, ... ), waterspuit: wǫtǝrspēt (Bilzen) Arbeider die kleiprodukten vervaardigt met behulp van het gietprocedé. Daarbij wordt een met water tot een dikke brei aangemaakte kleimassa door toevoeging van een zeer gering percentage (0,1-0,5%) van bepaalde chemicaliën (peptisatoren), dunvloeibaar. Met de aldus verkregen dunne kleipap giet men een meerdelige gietvorm vol. Na korte tijd zet zich aan de binnenkant van de gipsvorm een laagje klei af, aangezien het gips het overtollig water opzuigt. Wanneer de laag voldoende dik is, wordt de overmaat gietklei uitgegoten en na enige tijd is het voorwerp zover gekrompen, dat het van de gipswand loslaat. De gipsvorm wordt vervolgens uit elkaar genomen en de ontstane gietnaden van het voorwerp worden afgewerkt. Op deze wijze is men in staat gecompliceerde vormstukken in serie te vervaardigen. [N 49, 32b] || gieter [N 18 (1962)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] || gieter (van tuinier) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt u: de tuingieter waarmee men aangiet (broesgieter?) [N 71 (1975)], [N 73 (1975)] || Hoe noemt u: de wijduitlopende, van vele gaatjes voorzien trechter op de tuit van een tuingieter (broes?) [N 73 (1975)] || Werktuig dat wordt gebruikt bij het blussen van kleine hoeveelheden kalk, het bereiden van mortel, het bevochtigen van metselstenen etc. [N 30, 23a; monogr.] II-8, II-9, III-2-1