33919 |
goedaardige droes |
droes:
dros (L372p Maaseik),
drus (L191p Afferden, ...
L244c America,
L295p Baarlo,
L324p Baexem,
K318p Berverlo,
Q083p Bilzen,
L269p Blerick
[(alle luchtwegen verstopt)]
,
L317p Bocholt,
Q002c Bokrijk,
Q003p Genk,
L322p Haelen,
L328p Heel,
Q112a Heerlerheide,
L291p Helden,
L330p Herten,
L292p Heythuysen,
L325p Horn,
L298p Kessel,
K314p Kwaadmechelen,
L422p Lanklaar,
Q009p Maasmechelen,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
L364p Meeuwen,
L265p Meijel,
L382p Montfort,
L288p Nederweert,
L294p Neer,
L321p Neeritter,
L416p Opglabbeek,
L163p Ottersum,
L314p Overpelt,
L290p Panningen,
L387p Posterholt,
L293p Roggel,
L266p Sevenum,
L318p Stramproy,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
K353p Tessenderlo,
L374p Thorn
[(kwaad en goedaardig)]
,
Q101p Valkenburg,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L214p Wanssum,
Q117a Waubach,
L289p Weert,
K361p Zolder),
druu̯s (L282p Achel, ...
K278p Lommel),
drø̄s (L372p Maaseik),
drūs (L247z Broekhuizenvorst, ...
L286p Hamont,
Q162p Tongeren),
drūu̯s (L312p Neerpelt),
drūǝs (Q002p Hasselt, ...
Q113p Heerlen),
hoesten (ww.):
hōstǝ (Q020p Sittard),
koorts:
kots (Q112a Heerlerheide),
kōts (Q020p Sittard),
kreet:
krēt (Q096d Smeermaas),
krop:
krop (Q252p Moresnet),
krup (Q039p Hoensbroek, ...
Q034p Merkelbeek),
krøp (Q198b Oost-Maarland),
krø̜p (Q198p Eijsden, ...
Q193p Gronsveld,
Q111p Klimmen,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
Q099q Rothem,
Q200p s-Gravenvoeren,
Q101a Sibbe / IJzeren,
Q247p Sint-Martens-Voeren,
Q247a Sint-Pieters-Voeren,
Q197a Terlinden,
Q014p Urmond,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
krǫp (L295p Baarlo, ...
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
Q193p Gronsveld,
L322p Haelen,
Q113p Heerlen,
Q112a Heerlerheide,
Q039p Hoensbroek,
Q109p Hulsberg,
Q111p Klimmen,
L382p Montfort,
Q033p Oirsbeek,
Q032a Puth,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg,
Q112p Voerendaal,
Q117a Waubach)
|
Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer èèn week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.]
I-9
|