30211 |
gording |
gording:
gǫrdeŋ (Q018p Geulle, ...
L330p Herten,
L163p Ottersum
[(meervoud: gǫrdeŋs)]
,
L387p Posterholt,
K353p Tessenderlo,
L271p Venlo,
L210p Venray,
Q204p Wittem
[(meervoud: gǫrdeŋs)]
),
jǫrdeŋ (Q121c Bleijerheide, ...
Q001p Zonhoven),
worbel:
wørbǝl (Q196a Banholt, ...
Q196p Mheer),
worm:
wør(ǝ)m (Q101p Valkenburg),
wø̜rm (L423p Stokkem),
wø̜rǝm (L414p Houthalen, ...
L385p Sint Odilienberg,
Q015p Stein),
wē̜rm (Q003p Genk),
wę.rǝm (Q002p Hasselt),
wɛ.rǝm (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket,
L289h Boshoven,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
wɛrm (Q083p Bilzen),
wɛrǝm (Q162p Tongeren, ...
Q078p Wellen),
wormel:
w ̇ø̜rmǝl (Q200p s-Gravenvoeren, ...
Q247p Sint-Martens-Voeren,
Q247a Sint-Pieters-Voeren),
wermǝl (Q204a Mechelen
[(meervoud: wermǝlǝ)]
),
wørmǝl (Q196a Banholt)
|
Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.]
II-9
|