32194 |
hakblok |
bok:
bok (L381p Echt, ...
Q111p Klimmen
[(zeer weinig in gebruik)]
),
boks:
boks (L382p Montfort
[(onderkant van een boom: waar de wortels aan zitten)]
),
houtblok:
hōts˱blǫk (Q119p Eygelshoven),
hōt˱blǫk (Q204a Mechelen),
hǫwt˱blǫk (Q019b Groot Genhout, ...
L382p Montfort),
kap-os:
kap˱os (L266p Sevenum),
kapblok:
kapblok (L423p Stokkem),
kap˱blǫk (L286p Hamont, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo,
Q001p Zonhoven),
kliefblok:
klīf˱blǫk (P047p Loksbergen),
klompenblok:
klompenblok (L423p Stokkem),
slede:
šlęj (L294p Neer)
|
Een driehoekig balkenstelsel waarop de wagenmaker met de dissel of handbijl afgezaagde stuk boomstam de ruwe vorm van een naaf geeft. Zie ook afb. 178. Diverse respondenten gebruikten het onderste deel van een boomstronk als hakblok. [N G, 5] || Houten blok of boomstronk, meestal op drie poten rustend, waarop de klompenmaker met behulp van dissel en kapbijl het stuk de ruwe vorm van een klomp geeft. [N 97, 57; Bakeman 8]
II-12
|