e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handboor bonboor: boŋbǭr (Tegelen), boor: bō.r (Panningen), buiker: bø̜̄kǝr (Kortessem), centerboor: centerboor (Borgloon), sentǝrbōr (Maastricht), sentǝrbǭr (Klimmen), sęntǝrbø̄r (Hasselt), sɛntǝrbōr (Heel), sɛntǝrbǭr (Blerick, ... ), drouw: draw (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), tapboor: tap˱bōr (Eisden, ... ), voorloper: vø̜rlōpǝr (Gennep) Handboor waarmee gaten in de steenkool kunnen worden geboord. De boor wordt met behulp van een borstplaat tegen het gesteente gedrukt. [monogr.; div.] || Kleine boor met een handgreep en met een op een schroefpunt uitlopend boorijzer, die met één hand wordt rondgedraaid. De handboor wordt gebruikt om een klein gaatje te boren op de plaats waar het bomgat en het tapgat moeten worden aangebracht. Het gaatje vormt het centreerpunt voor de grotere boren waarmee het uiteindelijke gat wordt gemaakt. Zie afb. 78 en de volgende twee lemmata. Soms wordt ook het zwikgat met de handboor aangebracht. Zie het lemma ɛzwikgatɛ.' [N E, 48b] II-12, II-5