28916 |
handkussen |
eierkussen:
ęjǝrkø̜sǝ (Q111q Ransdaal),
handje:
hɛntšǝ (Q083p Bilzen),
handkussen:
ha.ntkø̜sǝ (K361p Zolder),
handkussen (Q165p Hopmaal),
hanjtjkø̜sǝ (Q027p Doenrade, ...
L299p Reuver),
hantkø̜sǝ (Q111q Ransdaal, ...
L271p Venlo),
hantkęsǝ (L417p As),
haŋkkøsǝ (Q121c Bleijerheide),
hāntkysǝ (Q197p Noorbeek),
hāntkøsǝ (Q198p Eijsden),
hē̜njtjkø̜sǝ (L428p Born),
handkussentje:
hanjtjkø̜skǝ (L330p Herten),
hantkęskǝ (Q083p Bilzen),
hāntkøskǝ (Q088p Lanaken)
|
Het handkussen is vlak en iets groter dan de oppervlakte van een hand. Het heeft aan de onderzijde een band waardoorheen de linkerhand gestoken wordt, zodat het kussen op de palm van de hand rust. Men gebruikt het handkussen voor het persen en afglanzen van mouwkoppen, schoudernaden en andere moeilijk bereikbare plaatsen (Gerritse, pag. 36). De informant van L 330 vermeldt dat men vroeger een mouwekussentje gebruikte en nu een klein handkussen hanteert. De informant van K 361 vermeldt dat bij het persen van de kraag deze wordt ø̄rondgezetø̄ op de persplank of op het handkussen. [N 59, 26a; N 59, 26b; N 59, 19e]
II-7
|