31593 |
hoefbalk |
bok:
bǫk (L159a Middelaar),
boom:
bǫwm (Q111p Klimmen),
bǭm (L299p Reuver),
hoefbalk:
hōf˱balǝk (Q113p Heerlen),
kaphout:
kaphǫwt (L321p Neeritter),
kapsteun:
kapštȳǝn (L330p Herten),
noodstalijzer:
nūǝtštālīzǝr (Q116p Simpelveld),
paardenvoet:
pē̜dǝvūt (P047p Loksbergen),
werkplank:
we̜rǝkplaŋk (P176b Bevingen),
zadel:
zāl (L289p Weert),
zij-ijzer:
zęj-ęjzǝr (P219p Jeuk),
zijbalk:
zęjbalǝk (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
zę̄balǝk (K353p Tessenderlo)
|
Elk van balkjes of stangen aan de voor- en achterzijde van de hoefstal waarop de voet van het paard rust tijdens het beslaan. [N 33, 375]
II-11
|