31610 |
hoefrasp |
halfraspel:
hǭfraspǝl (Q116p Simpelveld),
hoefrasp:
(h)ūfrasp (Q083p Bilzen),
hōfrasp (Q113p Heerlen, ...
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
Q095p Maastricht,
L321p Neeritter,
L299p Reuver,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
L432p Susteren,
L318b Tungelroy,
Q108p Wijnandsrade),
hufrasp (L165p Heijen, ...
P047p Loksbergen,
L217p Meerlo,
L289p Weert),
hoefraspel:
h ̇ofraspǝl (Q121b Spekholzerheide),
hōfraspǝl (L330p Herten, ...
Q095p Maastricht),
hufraspǝl (L213p Well),
hufrāspal (L216a Oostrum),
hoefvijl:
hōf˲vīl (L382p Montfort),
hoevenrasp:
hōvǝrasp (L330p Herten),
paardsrasp:
piǝtsrasp (Q083p Bilzen),
rasp:
rasp (P176b Bevingen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q018p Geulle,
L165p Heijen,
P219p Jeuk,
L159a Middelaar,
Q099q Rothem,
L192a Siebengewald,
Q116p Simpelveld,
K353p Tessenderlo,
Q005p Zutendaal),
rǭsp (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
raspvijl:
rasp˲vęjl (P176b Bevingen, ...
P219p Jeuk),
rasp˲vīl (Q111p Klimmen)
|
Werktuig om de hoeven van paarden en andere dieren bij te werken. De hoefrasp heeft doorgaans een blad met een grove en een fijne kant en is voorzien van een arend. Er bestaan ook hoefraspen waarvan het blad verdeeld is in twee verschillende delen die elk op een verschillende manier gekapt zijn. Zie ook afb. 229. [N 33, 100; N 33, 366; N 33, 85; monogr.]
II-11
|